Home Thema's Een korte historiek van clubcultuur

Een korte historiek van clubcultuur

Van historische danszalen in Amerika aan het einde van de 19e eeuw over speakeasies, en van jazzclubs tot het 'nachtleven'. Ontdek in dit artikel hoe de clubcultuur evolueerde doorheen de tijd.

Historische danszalen in Amerika aan het einde van de 19e eeuw kenden strakke gedragspatronen voor mannen en vrouwen, die vaak uit de maatschappelijke elite kwamen. De zedigheid werd ook streng gemonitord door chaperons. Maar zulke controle bestond niet in de commerciële danszalen voor armere, vaak geïmmigreerde jongeren die er eigenheid zochten en vonden. Met name voor vrouwen betekenden die zalen in het eerste kwart van de 20e eeuw een bevrijding van aloude kledings- en gedragsvoorschriften. Zo betaalden ze vaker hun eigen drinken en in dansen werd het contact met anderen explicieter opgezocht.

Tijdens het interbellum kwamen deze nieuwe clubpraktijken definitief los van hun rijkeluisverleden. Het uitgaansleven van steden als Parijs en Berlijn omarmde nieuwe dansstijlen zoals de charleston en andere swingdansen, begeleid door jazz- en bigbandensembles. Nieuwe modetrends met kortere rokken voor vrouwen waren cruciaal voor deze dansen. Maar de drooglegging dwong Amerikaanse clubcultuur richting speakeasies – goed verborgen bars en andere plaatsen waarin het geniep alcohol werd geschonken. De uitvinding van de jukebox was een godsgeschenk voor zulke gelegenheden. Specifieke muziek- en danskeuzes verenigden specifieke groepen in achterkamers en clubhuizen, van countryliefhebbers in honky-tonks tot de New Yorkse zwarte gemeenschap in de Savoy Ballroom in Harlem. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond naast livemuziek en jukeboxen een nieuw fenomeen: de diskjockey. Met name in Duitse, Franse en Engelse clubs kwamen artiesten zoals Régine Zylgerberg en DJ Heinrich platen live aankondigen en afspelen, zodat men ononderbroken kon dansen.

De opkomst en specialisatie van dj’s brachten in de jaren 60 clubs van elk genre met zich mee. Met name West-Europa en Noord-Amerika kenden een wildgroei aan clubs voor jazz, rock-‘n‑roll, soul en jazz. Dans werd steeds minder geformaliseerd en ontwikkelde zich tot freestyle. Sommige van deze clubs bestaan nog steeds, zoals de rockdiscotheek Whisky a Go Go in Los Angeles en de Hnita Jazz Club in Heist-op-den-Berg, gesticht door Juul Anthonissen. Veel clubs ontstonden ook uit een nood van minderheidsgroepen, zoals Afro-Amerikaanse, Caribische en LGBTQIA+-gemeenschappen, aan een plaats van samenzijn en zelfexpressie. Deze clubs lagen vaak buiten de stadscentra en hadden een grote aantrekkingskracht op lokale jeugd. Volgens de Britse onderzoeker Brett Lashua (2014) herinneren we ons deze clubs vaak amper vanwege hun positie in de maatschappelijke marges en hun letterlijke verdwijning door gentrificatie, zoals in het geval van Afrikaanse diasporaclubs in Liverpool.

Jazzoptreden in Bergola, de tijdelijke locatie van de Hnita Jazz Club | Collectie Juul Anthonissen

De jaren 70 en 80 waren een absoluut keerpunt. Door de geboorte van discomuziek met de repetitieve dansbeat, werd muziek een nog sterker bindmiddel. Clubs bleven plaatsen waar gemarginaliseerde groepen hun zorgen kwamen wegdansen, zoals rondom de aidsepidemie vanaf de jaren 80, maar ze groeiden ook in omvang en bereik. Het hippie-eiland Ibiza werd bijvoorbeeld een feestbestemming door de opening van verschillende dancings. Sommige nieuwe stijlen haalden inspiratie uit het verleden, zoals voguing en de ballroomdansen van zwarte en Latinx LGBTQIA+-gemeenschappen uit de jaren 20. Muzikale ontwikkelingen volgden elkaar snel op, zoals de geboorte van punk‑, new wave‑, goth- en (acid) house-clubs aantonen. Door remixes ontstonden ook meer en meer crossovers tussen genres. Dans, muziek en modetrends (hetzij superdivers in queer clubs, hetzij meer uniform in punk- en gothclubs) bleven cruciale eigenschappen van het nachtleven. Drank, drugs en seks waren ook aanwezig, maar door de strenge vervolging vluchtten bepaalde clubscenes naar buitenlocaties. Op die manier ontstond de ravecultuur.

In de nineties gingen politiediensten steeds feller ingrijpen tijdens buitenfeesten, waardoor deze terugkeerden naar de buitenranden van grootsteden. Tegelijk met de artistieke wildgroei van elektronische dansmuziek (EDM) in de vorm van house, techno, hardcore… ontstonden zo commerciële spektakelclubs met ronkende namen als Zillion (Antwerpen), FUSE (Brussels), Berghain (Berlijn), en Cream en Fabric (Londen). Sommige steden omarmden deze economische trekpleisters – andere voerden strenge regulering die slecht werd opgevolgd – zoals ook in Vlaanderen.

Vanaf de eeuwwisseling stortten overgeleverde stijl- en genreverschillen grotendeels in. In al hun diversiteit worden clubs tegenwoordig vaak samengevat als nachtclubs’ en nachtleven’, of kortweg de nacht’. Clubcultuur en nachtleven staan in de 21e eeuw evenwel onder grote druk: huurprijzen schieten omhoog, vercommercialisering loert om de hoek, kritische vragen over diversiteit en inclusie dienen zich aan en uiteraard heeft de coronapandemie een grote economische en culturele impact gehad. Bij de heropening van het nachtleven begin 2022 werd het vaccinatiebewijs bijvoorbeeld een belangrijke nieuwe factor van het deurbeleid. Geen gebruik is echter voor eeuwig en de meeste clubs vereisen het ondertussen niet meer.

De voorbije 100 jaren bewijzen dat clubcultuur niet onder één noemer valt te vangen. In onderzoek naar clubcultuur komen podiumclubs voor theater en comedy bijvoorbeeld amper voor. Hoe dan ook zijn clubs hyperveranderlijke plaatsen van eigenheid en verzet tegen maatschappelijke normen. Ook de reactie op clubs varieert constant, maar zelfs de meest positieve heeft zelden een antwoord op de vraag: hoe gaan we om het diverse en dynamische culturele erfgoed van clubcultuur?