De belangrijkste reden om bladmuziek te bewaren, is om het voortbestaan van de muziek te garanderen. Maar dat is niet de enige reden. De genoteerde muziek van de componist zelf (de autograaf) kan ons veel leren over de ontstaansgeschiedenis van een werk of over de werkwijze van een componist. Ook schetsen van composities zijn een belangrijke bron hiervoor. Bovendien bevatten afschriften of drukken van composities vaak fouten: noten die zijn geschrapt of toegevoegd volgens de inzichten van de kopiist of uitgever. De autograaf is dan een belangrijke bron voor correcties.
Maar ook gedrukte bladmuziek kan interessant zijn. Van pakweg de symfonieën van Beethoven of de orkestsuites van Bach zijn veel gedrukte exemplaren in omloop, waardoor deze uitgaven op het eerste gezicht minder interessant of relevant lijken voor bewaring. Anderzijds leert de aanwezigheid van deze partituren in het archief van een negentiende-eeuwse muziekvereniging ons iets over deze vereniging zelf en over het repertoire dat ze uitvoerden. Misschien vormt de aanwezigheid van deze partituren zelfs een bron van kennis over het muziekleven in de stad of regio.
Bovendien zijn partituren en andere vormen van genoteerde muziek vaak echte ‘werkdocumenten’, waarop veelvuldig aantekeningen worden gemaakt door de uitvoerders. Op die manier leren deze documenten ons ook iets over hoe muziek in het verleden werd gepercipieerd en uitgevoerd.