In het begin van de jaren 1990 werd door de Provincie Antwerpen het initiatief genomen om de wereld van de harmonieën, fanfares en brassbands beter in kaart te brengen en te beschrijven. Op basis van archiefbronnen, een uitgebreide bibliografie en schriftelijke enquêtes werd een omstandig werk gepubliceerd dat door de vele lijsten zelf een standaardwerk vormt voor wie bezig is met erfgoedwerk en muziek.
Harmonies, Fanfares en Brassbands in de Provincie Antwerpen bevat volgens de verantwoording drie grote delen: een historisch gedeelte, een musicologisch gedeelte en een inventaris van nog bestaande en reeds verdwenen harmonies, fanfares en brassbands. Belangrijk is de vermelding dat de enquêtes lang niet door alle verenigingen werden ingevuld en dat ook niet alle gegevens correct zijn. Ook relevant is de beperking tot de vrijwilligersverenigingen. De militaire muziek en de professionele militaire blaaskappellen komen beperkt aan bod.
Het historisch gedeelte focust op de opkomst en bloei van de verenigingen, ledenbestanden (sociale afkomst van muzikanten en bestuurders) en doelstellingen en activiteiten (muzikale en andere). Er wordt gewerkt met verschillende tijdsperiodes wat toelaat om nadrukkelijker verschillen of veranderingen te noteren. De periodes zijn:
- de eerste harmonies: 1770 – 1930;
- 1830 – 1914: bloei van het hafa-wezen;
- de periode 1919 – 1940, een nieuwe start;
- de blaasmuziek na 1945: de muziekverenigingen in een nieuwe situatie.
Deze periodes worden aangevuld met beschrijvingen van de beide wereldoorlogen en hun impact op het cultuurleven algemeen en exemplarisch voor bepaalde steden of gemeentes of verenigingen.
Het musicologisch deel bouwt verder op het historisch overzicht maar vanuit verschillende muziekspecifieke invalshoeken. Zo wordt ingezoomd op de blaasinstrumentenbouw in de provincie Antwerpen, met aandacht voor grote en kleine namen van ateliers van instrumentenbouwers. Aanvullend is er aandacht voor de bezetting, relevant voor de wereld van blaasinstrumenten waarbij de instrumentenbouw een belangrijke rol speelt. Verder is er aandacht voor het repertoire van de muziekverenigingen en in hoeverre deze wijzigt in de loop van ruim twee eeuwen. Enkele componisten van specifieke hafabra-muziek uit de provincie vervolledigen het hoofdstuk. Een kort hoofdstuk geeft ook een beschrijving van dirigent en muzikant, hun rechten en plichten en de opleiding. Belangrijk daarvoor zijn de reglementen die verenigingen zelf opstellen.
Een voor erfgoedwerkers belangrijk onderdeel betreft de inventaris van bestaande en verdwenen harmonieën, fanfares en brassbands uit de provincie Antwerpen. Niet enkel omdat deze lijst een belangrijk werkinstrument kan zijn voor de identificatie van erfgoedvormers maar ook omdat de lijst gebaseerd is op een ruim assortiment bronnen, waaronder een flink aantal jubileumboeken van de verenigingen zelf. De lijst bevat tientallen verenigingen waar sporen (soms snippers) van werden aangetroffen in bronnen, of die reageerden op de enquête. Bovendien werd in de enquête ook gevraagd naar bronnen, zoals van de stichtingsdatum of het oudst gekende en recentste document.
De focus op een type muziekensemble laat toe om dieper in te gaan op allerlei aspecten van de werking maar laat in dit boek ook meteen voelen dat naast de wereld van de hafabra tal van andere types muziekverenigingen actief zijn geweest en alsnog zijn. Het lokale cultuur- en verenigingsleven is veel uitgebreider dan dat. Anderzijds bevat het boek zeer relevante lijsten van en over muziekverenigingen, instrumentenbouwers en componisten. Lijsten die niet enkel historici zullen bekoren, maar ook erfgoedwerkers. Ten slotte vinden jubilerende verenigingen hier zelf ook informatie over het verleden van de eigen en naburige, al dan niet concurrerende, verenigingen.
Baeten, C., & Vermote, G. (1992). Harmonies, Fanfares en Brassband in de Provincie Antwerpen. Snoeck-Ducaju & Zoon.