Home Thema's Musical

Musical

Het musicalgenre is een huis met vele kamers, ook voor muziek- en podiumkunstenerfgoed. Deze themapagina werpt daarom een licht op de geschiedenis van het musicalgenre, haar aanwezigheid in Vlaanderen, en de verschillende lagen van erfgoed die we daarbinnen aantreffen. Ook is het een eerste kennismaking met de grote evolutie die het genre in de voorbije 100 jaren heeft doorgemaakt. De definitie van Crombez et al. (2015) is daarvoor een uitstekend startpunt: “... een vorm van theater waarin dialoog, zang en dans in min of meer gelijke mate aanwezig zijn. Het verhaal en de emotie worden door die drie disciplines verklankt en verbeeld.”

'Het geheim van Nonkel Bos', vzw Nonkel Bos | © Mil Cambré

Eerste opmars in de Verenigde Staten

Deze fusie van dialoog, muziek en dans kende een eerste opmars in de Verenigde Staten in navolging van vermakelijke en maatschappijkritische sketches uit het oudere, lossere vaudeville- en revuetheater. De musical maakte daarvan een groot omvattend narratief, zoals Cole Porters Show Boat uit 1927, waarin kritiek werd geuit op racisme en slavernij. Dergelijke combinaties van plezier en kritiek werden des te populairder in de moeilijke eerste helft van de 20e eeuw, getekend door onder meer de Wereldoorlogen en Grote Depressie. Even belangrijk voor de eerste musicals was de invloed van Europese volksdanstradities, die vermengd raakten met de New Yorkse jazzcultuur. Met name Joodse artiesten als de gebroeders Gershwin maakten op die manier grote furore in de jaren 30: veel van hun voor Broadway geschreven melodieën werden later jazzstandaarden.

Na de Tweede Wereldoorlog volgden de zogeheten gouden jaren van de musical. Het zwaartepunt verschoof van de dialoog naar de muziekteksten en bijbehorende choreografie. Maatschappelijke thema’s bleven aanwezig, maar werden op die manier toegankelijker geserveerd met een spreekwoordelijk lepeltje suiker. Het beste voorbeeld van die nieuwe balans is West Side Story (1957) door tekstschrijver Stephen Sondheim en componist Leonard Bernstein. Hun fusie van klassieke muziekcompositie, balletchoreografie en teksten over New Yorkse gangs trok de aandacht van een bijzonder klassendivers publiek.

In de 70’s ontwikkelden Amerikaanse musicals zich in twee richtingen: enerzijds ontstonden onder impuls van Sondheim zogenaamde conceptmusicals.’ Deze hebben zelden een concreet verhaal, maar draaien eerder om een centraal thema, zoals de verschillende gebeurtenissen op de 35e verjaardag van een bachelor in Company (1970). Anderzijds kwam de wereld in aanraking met megamusicals als Andrew Lloyd Webbers The Phantom of the Opera (1986), dat vandaag de langst lopende show op het toonaangevende Broadway is. Deze internationaal vermaarde producties worden onder meer verdeeld door Music Theatre International, die waken over de strenge eisen om het origineel te behouden.

Sinds het nieuwe millennium is de musical sterk gecommercialiseerd. Veel succesvolle producties en zelfs films worden respectievelijk hernomen of herwerkt als musicals, zoals Legally Blonde (2007), Shrek (2010) en Mean Girls (2017). Ook massaentertainmentbedrijven als Disney zijn zich bewust geworden van het sterreneffect van hun commerciële successen, getuigen de vele musicalversies van klassiekers als Beauty & the Beast (1994) en The Lion King (1997). Kleinere producties blijven tegelijkertijd kansen krijgen en kunnen ook impact hebben, zoals het grote succes van In The Heights (2005), over latinogemeenschappen in New York. Schrijver Lin-Manuel Miranda brak een lans voor diversiteit met een verhaal over en door latino’s en een combinatie van klassieke en moderne Latijns-Amerikaanse dans en muziek.

Musical in Vlaanderen en Brussel

Uiteraard kennen ook Vlaanderen en Brussel musicals. In de late jaren 90 werden deze onder het brede publiek bekend door de familiemusicals van Studio 100, zoals Sneeuwwitje (1998), Robin Hood (2001) en verschillende producties rond Samson & Gert en K3. Tot 2003 waren werkingssubsidies voor musical voorzien. Na de schrapping hiervan sloot het Koninklijk Ballet van Vlaanderen haar musicalafdeling. De musicalopleiding, die al sinds 1994 bestaat aan het Conservatorium van Brussel, bleef gelukkig overeind.

In de late 00s maakte de Vlaamse musical een revival door. Onder impuls van internationale bedrijven als Stage Entertainment werden succesmusicals vertaald en (her)opgevoerd, zoals Mamma Mia (1999, heropgevoerd in 2009), The Sound of Music (1959, heropgevoerd in 2009) en verschillende Disneyproducties. Ook nationaal kwam er nieuwe wind in de zeilen met de herneming van Kuifje en de Zonnetempel (2001, hernomen in 2007). Studio 100 speelde tevens een grote rol met de prestigeproductie Daens (2008, hernomen in 2020 – 1), wat een enorme stap in podiumtechnische mogelijkheden betekende door de geautomatiseerde stalen brug over het podium. Dat zette een tendens in van bewegende sets en tribunes in daaropvolgende producties als 14-’18 (2014), 40-’45 (2018) en Red Star Line (2023).

Een tweede grote speler in het moderne Vlaamse musicallandschap zag in 2017 het levenslicht: Deep Bridge. Onder de creatieve leiding van acteur en regisseur Stany Crets worden internationale en originele producties (her)opgevoerd, zoals The Rocky Horror Picture Show (2017) en You Are My Sunshine (2023). Ook in vrijetijdstheater zijn musicals weer in opmars. Zowel heropvoeringen van megamusicals als Cats en Hairspray, als uiteenlopende originele werken krijgen kansen, zoals de producties Gelmel (2010) en 1814 (2014) in regio Hoogstraten bewijzen. Deze gaan respectievelijk over de mythologische stadsstichter van de stad en de slag bij Hoogstraten tijdens de Napoleontische oorlogen. Een kernvereiste blijft evenwel de herkenbaarheid, schrijft Edith Vande Schoor voor Open Doek (december 2018, pagina 22 – 23).

Musical en erfgoed

Bij CEMPER hechten we belang aan het diverse muziek- en podiumkunstenerfgoed dat deel uitmaakt van musicals. Om te beginnen vallen daaronder de teksten, die enerzijds origineel kunnen zijn en een historische gebeurtenis framen, zoals de arbeidersstrijd in Daens of de collaboratie in 40-’45. Anderzijds gaat het om vertalingen en tekstuele bewerkingen, waar vaak weinig beweegruimte in zit. Ook vertalingen evolueren echter mee met hun tijd. Daarnaast zijn de muzikale tradities en hun bijbehorende materialen, zoals partituren, opnames en orkestsamenstellingen, erg belangrijk voor het immaterieel en roerend musicalerfgoed. Wat betreft dans bevatten musicals strikte choreografieën, zowel tijdens als tussen de nummers door. Deze stuwen dan ook het verhaal vooruit. Dat veel musicals worden opgenomen, maakt deze choreografieën echter minder vluchtig dan een dansvoorstelling. Kostuums hebben niet alleen een functioneel doel, zoals de bodysuits in Cats, maar spelen ook een narratieve rol. Zo beginnen sleutelpersonages uit Hamilton (2015) in simpele kleding, maar worden hun kostuums steeds completer om hun ontwikkeling te symboliseren. Soms wordt historische accuraatheid overboord gegooid, zoals in de extravagante kleding uit Six (2017), als knipoog naar de jurken van het Tudorhof. In The Lion King loopt een deel van de cast zelfs rond in gigantische holle poppen. Tot slot hebben musicals sinds de eeuwwisseling grote innovaties doorgemaakt op het gebied van podiumtechnieken.