Van trompetsignaal tot muziekkapel
In het muziekhistorisch onderzoek zijn professionele hafa-korpsen lange tijd onderbelicht gebleven. Begin jaren 80 bracht Francis Pieters daar verandering in met de publicatie Van trompetsignaal tot muziekkapel. Anderhalve eeuw militaire muziek in België. Daarin belicht hij de diverse facetten van de militaire korpsen die, ondanks hun aparte geschiedenis, de amateurmuziekbeoefening grondig beïnvloedden.
In het boek schetst Pieters zeer uitgebreid de evolutie van de militaire muziek en haar korpsen in België. In eerste instantie doet hij dat vanuit een chronologisch perspectief (hoofdstukken 1 – 6). Thema’s die hij behandelt zijn het ontstaan van de muziekkorpsen binnen cavalerie, infanterie en artillerie, de vele hervormingen waaraan ze ten prooi waren, de organisatie van de kapellen, de toelatingsmodaliteiten voor muzikanten en kapelmeesters, hun bezoldiging, taken, hun militaire en niet-militaire muzikale diensten, het regime, de veranderende waardering voor de korpsen vanwege legerleiding, pers en publiek, de Belgische korpsen die in het buitenland gevestigd waren (bijvoorbeeld Duitsland, Groot-Brittannië, Belgisch-Congo en zelfs Mexico), enz. De auteur citeert daarbij veelvuldig uit originele bronnen. Op het einde van het boek komt Pieters terug op de geschiedenis van de nog bestaande militaire kapellen (op het moment van publicatie waren dat er nog zes) en hun opdrachten en taken (hoofdstukken 14 – 15).
In de tussenliggende hoofdstukken gaat de auteur telkens dieper in op een aspect van de militaire kapellen. Hun repertoire komt uitgebreid aan bod in hoofdstuk 7. Pieters’ aandacht gaat daarbij eerder uit naar de evoluties in de concertmuziek, die hij exemplarisch beschrijft aan de hand van concertprogramma’s, dan naar de militaire marsen. De (regiments)marsen komen evenwel in diverse andere hoofdstukken aan bod. Hoofdstuk 8 kondigt Pieters zelf aan als een niet-exhaustief alfabetisch overzicht van gewezen kapelmeesters; desalniettemin bevat het minimale biografische informatie van meer dan 180 kapelmeesters. De meer bekende namen kregen al een uitgebreider lemma. Ook de rol en functie van tamboer-majoor, trommelaars, klaroeners en trompetters, de veranderende uniformen en kentekens en het instrumentarium komen uitvoerig aan bod (hoofdstukken 9 – 11). De discografie die in hoofdstuk 12 is opgenomen, biedt een overzicht van de opnames van diverse kapellen op 45, 33 en 78 toerenplaten en vormt zodoende een mooie aanvulling op het repertoirehoofdstuk.
Waardevol zijn de overzichten die Pieters als bijlagen toevoegt. Daartoe behoren een lijst van alle (gewezen) kapellen met datum van (her)oprichting en afschaffing, fusies, verhuis, naamswijzigingen, enz. De tweede bijlage bevat een overzicht van alle kapelmeesters per muziekkapel. Maar ook de overzichten die eerder terloops in de eigenlijke hoofdstukken aanwezig zijn, zijn vaak ontzettend interessant, zoals de inhoudstafel van een instructieboekje voor klaroeners en trompetters uit 1894, dat inzicht biedt in de verschillende signalen, van het wekken (réveil) tot het signaal om de vijandelijke cavalerie te signaleren, of het overzicht van de kensignalen van de voornaamste regimenten.
Pieters, F. (1981). Van trompetsignaal tot muziekkapel. Anderhalve eeuw militaire muziek in België. Vzw Muziekcentrum. 432 p.