‘Leuven Chansonnier in Perspective’ – 50 minidocumentaires belichten een 15de-eeuws liedboek
Sinds het Leuven Chansonnier, een 15de-eeuws liedboek met Franco-Vlaamse polyfonie, ontdekt werd in 2014, werd er al enorm veel onderzoek naar gedaan. Om het brede publiek te laten kennismaken met dit chansonnier, lanceerde de Alamire Foundation op 31 oktober 2024 een eerste minidocumentaire. De reeks Leuven Chansonnier in Perspective belicht het liedboek aan de hand van 50 vragen. Op 9 oktober 2025 zal de reeks uitmonden in een tentoonstelling rond 600 jaar KU Leuven, waarin ook het Leuven Chansonnier een prominente plaats krijgt. We gingen in gesprek met Bart Demuyt, directeur van de Alamire Foundation, en stafmedewerker Aletheia Vanackere, die mee aan de wieg stond van deze documentaire.
Een brug tussen onderzoek en de buitenwereld
Demuyt: “De Alamire Foundation is begin jaren 90 ontstaan vanuit twee organisaties: de KU Leuven (Onderzoeksgroep Musicologie), een organisatie geworteld in de wetenschappelijke wereld, en Musica Impulscentrum, een organisatie met zijn voeten in de muziekeducatieve wereld. In het begin lag de focus op oude muziek, meer bepaald de polyfonie waaraan Vlaanderen heel rijk was in de 15de en 16de eeuw. Doorheen de jaren zijn daar gregoriaans, maar bijvoorbeeld ook beiaardmuziek bijgekomen. De gemene deler is steeds ons geografisch afgebakend terrein, namelijk de Lage Landen. Onze uitdaging daarbij is enerzijds om onderzoek te doen en anderzijds om constant de brug te maken naar de buitenwereld. Van wetenschappers wordt vaak gezegd dat ze in een ‘ivoren toren’ zitten. Ik denk dat ze die ruimte nodig hebben, om in alle rust en met het nodige materiaal onderzoek te doen, maar dat het ook belangrijk is om nu en dan de deuren te openen. Dat doen we door naar de buitenwereld te kijken, maar ook door de wereld inzicht te geven in ons lopende onderzoek. Daar is Leuven Chansonnier in Perspective een resultaat van.”
Een liedboek met 12 unieke stukken
Het Leuven Chansonnier kwam bij de Alamire Foundation terecht na een veiling in 2014. Waaruit bleek dat het zo’n bijzonder boek is?
Vanackere: “Er staan 50 composities in het Leuven Chansonnier die erg populair waren in de 15de eeuw. Je kan het vergelijken met de top 50 die we nu op de radio horen. 12 van deze liederen zijn bovendien stukken die we nog niet kenden. Maar qua kwaliteit, qua stijl en qua idee dat we hebben van het repertoire van toen, passen deze 12 unica perfect in het plaatje. Het zijn dus 50 muzikale pareltjes in één miniboekje.”
Demuyt: “Bovendien is het chansonnier goed bewaard. De band is in textiel en is uitstekend geconserveerd. Als we kijken naar andere middeleeuwse textielbanden, zijn er weinig die de tand des tijds zo goed overleefd hebben. Ook binnenin is alles goed te lezen. Toen het chansonnier opdook, was het al zo’n 100 jaar geleden dat dergelijk liedboek gevonden werd. We besloten daarom meteen om het te digitaliseren en een onderzoek te publiceren waarin collega David Burn een eerste stand van zaken in kaart bracht. Het boekje werd aangekocht door de Koning Boudewijnstichting en in langdurige bruikleen gegeven aan de Alamire Foundation. Het Leuven Chansonnier werd daarna voorgesteld in New York in 2017 en de muziek werd voor de eerste keer tot klinken gebracht door het Sollazzo Ensemble.”
De studie van Burn vormde de basis om een doctorandus, Ryan O’Sullivan, aan te trekken. Wat hield zijn onderzoek in en wat is het meest opvallende inzicht daaruit?
Demuyt: “Het doctoraat van Ryan O’Sullivan was een belangrijk gegeven, want het gaf de mogelijkheid om alles tot in de kleinste details uit te zoeken en bepaalde vraagstellingen te poneren. Een van de vragen die Ryan stelde was: Waar is dit boekje gemaakt? Tot voor de ontdekking van het Leuven Chansonnier was er al sprake van de Loirevallei Chansonniers, liedboeken met hetzelfde repertoire die waarschijnlijk in de Loirevallei tot stand gekomen zijn. Het oorspronkelijke uitgangspunt was dat het Leuven Chansonnier daar ook toe behoorde, maar Ryan heeft dat in vraag gesteld.”
Vanackere: “Ryan O’Sullivan ging dus op zoek naar de herkomst van het boekje en welke reis het heeft afgelegd tussen het vervaardigen van het manuscript en nu. Een belangrijke ontdekking daarbij was een schapmarkering die de plaats aanduidt van het boek in een bibliotheek. Die markering was in hetzelfde handschrift en op dezelfde manier genoteerd als in andere boeken uit de bibliotheek van Margareta van Oostenrijk.”
Demuyt: “Dat het liedboek mogelijk in de bibliotheek van Margareta van Oostenrijk heeft gezeten, was heel confronterend. De stelling dat het boek vervaardigd was in de Loirevallei was voordien namelijk sterk bekrachtigd door andere onderzoekers, maar Margareta van Oostenrijk is toch een totaal andere richting.”
Vanackere: “Daarnaast heeft Ryan een heel grondige analyse gemaakt van de liederen, zowel op vlak van muzikale kenmerken, als op vlak van de poëzie. Hij ging daarbij ook op zoek naar concordanties, andere manuscripten waarin gelijkaardig repertoire staat, om na te gaan of stukken aan bepaalde componisten toegewezen kunnen worden en om de tekstuele gelijkenissen of verschillen te analyseren.”
Het onderzoek naar het Leuven Chansonnier wordt verdergezet binnen het kader van een Strategisch Basisonderzoek (SBO), gefinancierd door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). Wat zal de focus daarvan zijn?
Demuyt: “We voelden de nood voor een internationaal project waarbij we het Leuven Chansonnier gaan plaatsen in de context van andere chansonniers met polyfonie uit de Lage Landen. Het gaat dan om de manuscripten uit de Loirevallei, maar ook over chansonniers die nog niet in deze context genoemd werden. Zo worden er twee liedboeken van Margareta van Oostenrijk bewaard in de Brusselse KBR en bevindt zich een manuscript in de Grey Collection in Kaapstad (Zuid-Afrika) dat nog niet grondig bestudeerd werd. De Alamire Foundation werkt voor dat onderzoek samen met verschillende partners: de afdeling Musicologie en het Departement Elektrotechniek (ESAT) van de KU Leuven, Universiteit Antwerpen met AI-specialisten en de Universiteit Leiden die vooral zal onderzoeken hoe het chansonnier geplaatst kan worden in de maatschappij van de late 15de eeuw. De documentairereeks Leuven Chansonnier in Perspective is het startschot van dit vierjarige SBO-traject.”
Leuven Chansonnier in Perspective
Hoe is het idee van een documentairereeks ontstaan?
Demuyt: “Daarvoor moet ik even terug in tijd naar de COVID-periode. Al onze (internationale) projecten vielen op dat moment in het water en de vraag was hoe we verder moesten. Het zou jammer geweest zijn om iedereen op technische werkloosheid te zetten, dus rolden we op korte termijn twee projecten uit. Aan de ene kant deden we een inloopactie om beschrijvingen toe te voegen aan onze beelddatabank, de Integrated Database for Early Music. Aan de andere kant hebben we een nieuw digitaal platform opgezet, alamire.tv, om verder in te zetten op de kennis en het beeldmateriaal dat we in huis hadden. Voor de documentaires die daarop verschijnen, werken we met een team van drie: Aletheia, de jonge filmmaker Laurent Vanderstokken die afstudeerde bij Stijn Coninx, en ikzelf. Het doel is om ons onderzoek op een toegankelijke manier te vertalen naar een breed publiek. Leuven Chansonnier in Perspective is een van de laatst gerealiseerde projecten in het kader van alamire.tv, maar ook een van de projecten waar we al het langst mee bezig zijn.”
Vanackere: “Het idee om te werken met vragen rond het Leuven Chansonnier speelde ook al lang. Toen we opstartten met alamire.tv, paste het concept van vraag-en-antwoord in de vorm van korte video’s hier perfect in. De SBO biedt bovendien het ideale kader om week voor week te tonen waar we onderzoeksmatig in de diepte mee bezig zijn.”
Demuyt: “Aletheia en Laurent hebben de afgelopen drie jaar heel veel experten geïnterviewd voor deze documentairereeks. We hebben uren aan beeldmateriaal dat ook allemaal getranscribeerd is. Dat maakt dat we nog bijzonder veel bagage hebben dat ook in de toekomst nog ingezet kan worden.”
Leuven Chansonnier in Perspective belicht het liedboek aan de hand van 50 vragen. Hoe hebben jullie die samengesteld?
Vanackere: “Dat is een mix van enerzijds de expertise die er is, zowel bij musicologen, praktijkonderzoekers als uitvoerders, en anderzijds een vraagstelling die voor een breed publiek toegankelijk moet zijn. Je mag bijvoorbeeld niet uitgaan van de veronderstelling dat iedereen bekend is met de term ‘chansonnier’. We zijn dus vertrokken vanuit een aantal basisvragen (Wat is een chansonnier? Wat is een chanson?), aangevuld met topics waar we en route op stoten tijdens ons werk met het chansonnier. Dat zijn dan bijvoorbeeld vragen rond de uitvoering, de teksten en thema’s die aan bod komen. Door te werken met een brede waaier aan vragen, hopen we een publiek aan te spreken van zowel kenners als zij die voor de eerste keer kennismaken met het chansonnier.”
Wie zijn de experten die aan bod komen en hoe zijn jullie met hen in contact gekomen?
Demuyt: “Dat zijn mensen waar we al langer mee samenwerken en waarmee we in contact kwamen binnen onze werking rond de Franco-Vlaamse polyfonie en meer bepaald het Leuven Chansonnier. Zo waren veel van de geïnterviewde experts al aanwezig op de conferentie in New York in 2017 waarop we het liedboekje hebben voorgesteld. Ook Ryan O’Sullivan heeft tijdens zijn onderzoek met veel mensen samengewerkt en nieuwe contacten gelegd. Aletheia heeft dan vanuit de Foundation de vraag gesteld, individueel naar de mensen toe, of ze wilden meewerken en daar heeft iedereen positief op geantwoord.”
Vanackere: “Iedereen was inderdaad heel enthousiast. Ze gaven tijdens de interviews ook aan dat het ongelooflijk is hoeveel onderzoek er dankzij de Alamire Foundation al gebeurd is sinds de ontdekking van het Leuvense liedboek. De experten zijn daar enthousiast over en willen graag hun kennis delen, natuurlijk. Tegelijk is deze reeks van minidocumentaires een stimulans om het gesprek levend te houden. Het onderzoek eindigt niet hier; er valt nog veel te ontdekken. Ook dit sluit naadloos aan bij onze missie: het onderzoek brengen naar uitvoerders en het brede publiek, waar er opnieuw stof tot nadenken ontstaat en het onderzoek nieuw leven wordt ingeblazen.”
Demuyt: “Je hebt ook mensen nodig die het goed kunnen duiden. Adam Knight Gilbert bijvoorbeeld, die aan bod komt in de eerste documentaire, kan op een enorm goede manier zaken vergelijken met muziek die ons vandaag bekend is. Zo gebruikt hij Super freak
van Rick James (1981) en U can’t touch this van MC Hammer (1989) om aan te tonen dat componisten tot op vandaag melodieën hergebruiken. Door iets uit te leggen aan de hand van zaken die dicht bij ons staan, is het meteen toegankelijker.”
Hoe wordt de documentaire verspreid?
Vanackere: “We zijn gestart met de documentairereeks op 31 oktober. De bedoeling is dat er in totaal 50 video’s gepubliceerd worden, niet toevallig het aantal chansons in het Leuven Chansonnier. Normaalgezien verschijnen onze documentaires exclusief op alamire.tv, maar omdat we dit met zo veel mogelijk mensen willen delen, wordt deze reeks breder verspreid. Dat doen we op onze eigen sociale media — Facebook, Instagram, LinkedIn en zelfs TikTok — maar ook via internationale partners. Door wekelijks een nieuwe video te posten, creëren we ook een community.”
Hoe heb je het maken van deze documentairereeks zelf ervaren en welke lessen trek je hieruit?
Vanackere: “Het was zeker een uitdaging om zo’n langlopende reeks te maken. We moeten constant zoeken naar de balans tussen (1) Welke boodschap willen we zelf meegeven? En (2) Hoe kunnen we die op een overtuigende en begrijpelijke manier overbrengen naar een breed publiek? Natuurlijk hebben we met iets als het chansonnier het voordeel dat het een fysiek object is dat je tot klinken kan brengen. Verder blijft elke montagesessie een leerproces en ontdekken we steeds weer nieuwe mogelijkheden, maar ook wat de struikelblokken zijn. Het gaat niet altijd vanzelf en er kruipt enorm veel werk in. Maar het eindresultaat mag er altijd wel wezen!”
Demuyt: “Je krijgt er inderdaad enorm veel van terug. Een belangrijk sleutelwoord voor mij is ‘connecteren’. Het gaat daarbij niet alleen om inhoudelijke verbanden, maar ook over samenwerken. We hebben deze documentairereeks niet kunnen maken omdat wij met drie een goed idee hadden, maar omdat we beroep konden doen op verschillende topmensen in het veld.”
Van documentaire tot tentoonstelling
Vanackere: “Elke donderdag wordt een video gedeeld waarbij we opbouwen naar de tentoonstelling Kennis in Zicht in het kader van 600 jaar Leuvense universiteit in Museum M, waar het Leuven Chansonnier een plek zal krijgen. De tentoonstelling zal volledig in lijn liggen met het (hoogtechnologische) onderzoek dat we hier in onze labo’s op de site van Abdij van Park verrichten. Het is niet alleen een voortzetting van de video’s en het werk dat al gedaan is rond het Leuven Chansonnier, maar ook een tussenstap naar wat we in de toekomst nog zullen doen.”
Demuyt: “De tentoonstelling zal een optelsom zijn van verschillende wetenschappelijke projecten die elk een ander gezicht tonen van de KU Leuven. We zijn bijzonder blij dat wij daar vanuit de Groep Humane Wetenschappen enerzijds met een stukje erfgoed en anderzijds innovatief met hoogtechnologie naar buiten kunnen treden.”
Tips en een vooruitblik
Welke tips wil je aan andere erfgoedspelers meegeven?
Vanackere: “Durf met je erfgoed naar buiten te treden! Ik denk dat vaak onderschat wordt waarin een publiek geïnteresseerd is, maar die belangstelling is er zeker wel. Ik heb dat nu ook gemerkt wanneer ik ons project voorstelde aan mensen uit alle soorten sectoren: iedereen is enthousiast, of ze nu weten wat een chansonnier is of niet. Onderzoek krijgt vaak de stempel dat het enkel voor experten bestemd is, maar als het op de juiste manier vertaald wordt, zitten daar enorm veel interessante elementen in. Dus zoek een uitgangspunt dat voor jou werkt en durf erop inzetten. Ik denk dat je zou verschieten van wat je kan uitbouwen en van hoeveel mensen daarin willen volgen.”
Welke plannen zijn er nog voor de toekomst?
Demuyt: “Het Leuven Chansonnier wordt gekoesterd zoals het is en daar zijn we heel blij mee. Zoals Aletheia al aangaf, is er op korte tijd al enorm veel onderzoek en valorisatie hier in Vlaanderen gebeurd dat wereldwijd wordt geapprecieerd. Maar we hebben ook het gevoel, samen met een grotere community van onderzoekers en uitvoerders, dat er nog veel meer in het Leuven Chansonnier zit. Welke projecten daar nog uit zullen komen, zal de toekomst bepalen. Misschien komt er plots een connectie die dieper ingaat op Margareta van Oostenrijk en wordt dat een nieuwe, volwaardige zijweg; misschien zijn er andere connecties die gelegd zullen worden. Er gaan in elk geval nog nieuwe zaken komen. Daar zijn we met het ganse Alamire-team van overtuigd.”