Belichten van de scène
De belichting is een essentieel onderdeel van theater-, dans- en muziekvoorstellingen. Licht zorgt er enerzijds voor dat je kan zien wat er op het podium gebeurt. Anderzijds kan licht een bepaalde sfeer creëren of een verhaal vertellen. Je moet als lichttechnieker bepalen welke spots daarvoor nodig zijn, de spots inhangen, ze richten en ze tijdens de voorstellingen bedienen.
Basiscomponenten
Er is een soort van standaard die als basisopstelling gebruikt kan worden. Frontlicht komt meestal van twee kanten, waarbij de ene kant wat warmer is van kleurtemperatuur en de andere kant kouder. De warme kant is de kant waar de zon staat, de andere kant is de reflectie van de zon op bijvoorbeeld een gevel. De frontlichten zet je op een vrij natuurlijke stand van de zon: op ongeveer 45 graden hoogte en 45 graden breedte. Om diepte te creëren, zet je daar tegenlicht op. Door het tegenlicht krijg je contouren en wordt er een afstand tot het decor gecreëerd. Dat is zowat het minimum. Dat herhaal je in drie of vier zones naast elkaar en eventueel twee of drie rijen achter elkaar.
De basisbelichting hangt ook af van het soort voorstelling. Bij dans zet je vaak torens in de zijkant omdat zijlicht heel goed beweging accentueert. En als je iets op het podium wil afzonderen, dan zet je toplicht recht naar beneden.
Lichtontwerp
Het proces om een lichtontwerp te maken, is afhankelijk van ontwerper tot ontwerper en van productie tot productie. Sommigen hangen een basis aan spots in en proberen tijdens de repetitie verschillende lichtstanden uit. Anderen doen dat in hun hoofd of gebruiken visualisatieprogramma’s. Soms ben je ook beperkt in materiaal en moet je daarmee proberen werken.
Het maken van een lichtontwerp gebeurt ook vaak in overleg. Licht staat namelijk niet op zich, het staat op een decor en op acteurs die bepaalde kostuums aanhebben. De lichtontwerper moet dus kijken met de decor‑, kostuum‑, projectieontwerper … hoe die dingen in elkaar passen. Als je bijvoorbeeld een bepaald licht op een rode jurk zet, wordt die zwart. Dat kan helemaal niet de bedoeling zijn, of juist wel.
Bij het maken van een lichtontwerp is er geen ‘fout’ licht. Licht is een taal met veel componenten: intensiteit, kleurtemperatuur, kleur, beweging, invalshoek en vorm van de lichtbundel. De lichtontwerper moet niet alleen rekening houden met wat het licht kan, maar ook met hoe de mens kijkt. Bij TV heb je bijvoorbeeld een camera die bepaalt waarnaar je kijkt. Alles wat buiten dat kader valt, zie je niet. Bij theater moet je aan de hand van licht de focus van het publiek veranderen. Dat kan door de lichtsterkte aan te passen of door beweging.
Daarnaast is er het element van timing. Hoe maak je de overgangen? Wil je de overgangen zichtbaar maken of net niet? Hoelang moet de overgang duren? “Ik vergeet nooit dat ik voor een gezelschap een zonsondergang van 5 minuten moest maken. Daar zat een minuterie in, maar het verschil tussen de kopjes zag je bijna niet waardoor ik op het foute knopje duwde. Bij mij was het dus een zonsondergang van 5 seconden en moesten de acteurs in het donker verder spelen. Je kan de zon immers niet terug laten opkomen” (Paul Kox).
Licht vertelt een verhaal
Met licht kan je een verhaal vertellen. Denk maar aan het begin van Mr. Bean waarin hij uit een lichtzuil komt vallen. Dat vertelt iets over eenzaamheid en afstand. “Bij een voorstelling van Romeo en Julia hadden we twee strepen licht voor de balkonscène. Verder was er geen decor. Toch konden we met dat licht een soort van afstand creëren” (Chris Van Goethem).
Met licht kan je vertellen wat het weer is, welke sfeer er hangt of hoe mensen zich voelen. “Een goed voorbeeld is een opdracht die ik mijn studenten licht liet doen. We hadden een basisopstelling met een paar kleuren en invalshoeken. Iedereen kreeg een woord. Dat moesten ze uitdrukken met licht en de andere studenten moesten het raden. Het is eigenlijk verbazingwekkend hoe goed mensen dat kunnen” (Chris Van Goethem).
De interpretatie van licht is ook cultureel gebonden. In België houden we bijvoorbeeld van warm licht omdat het buiten vaak slecht weer is. In warme landen, zoals Spanje, vinden ze koud licht dan weer gezellig omdat het buiten veel te warm is. Dat soort dingen moet je als lichtontwerper leren aanvoelen en mee omgaan.
De evolutie van licht op de scène
Van kaarsen en olielicht over gaslicht en limelight, tot gloeilampen en led.
Deze tekst werd geschreven met dank aan de volgende (oud-)podiumtechniekers: Chris Van Goethem (RITCS), Jesse Jansens (De Munt), Jerome Maeckelbergh (theatrEurope), Karel Clemminck (VIERNULVIER), Paul Kox (De Warande), en vrijwilligers van Stadschouwburg Brugge.