Het erfgoed van de populaire muziek - Rik Ghysen over ‘Hasseltse bands 1945-2000’
Rik Ghysen is de initiatiefnemer, auteur en curator van het boek en de tentoonstelling Hasseltse bands 1945-2000. Beide geven een overzicht van het populaire muziekleven (jazz, rock, popmuziek) in Hasselt per decennium en per band. Ter voorbereiding van dit project, speurde Rik jarenlang naar het zeer diverse materiële en immateriële muzikaal erfgoed van de Hasseltse populaire muziek. Resonant (nu CEMPER) interviewde Rik over deze zoektocht.
Een heel aantal populaire bands van vroeger zijn thans zo goed als vergeten. Hoe ben je te werk gegaan om alle namen van bands en bandleden te verzamelen?
“We vertrokken niet helemaal van nul. In de voorbereidende werkgroep bevonden zich een aantal mensen met heel wat contacten in het Hasseltse muziekmilieu: onder anderen John Bruninx, een verzamelaar met een grote collectie platen en affiches, en Paul Claes, eigenaar van een muziekhandel die zelf bij diverse bands gespeeld heeft. Hij kende veel muzikanten nog bij naam en wist nog goed wie bij welke band had gespeeld.
Die informatie bood ons een goede start om een netwerk uit te bouwen. Veel respons kregen we ook op onze oproepen in de lokale media. Volledigheid hebben we niet nagestreefd en hebben we evenmin bereikt. Zo zijn er bands waarvan we de naam kennen, maar waarvan we geen materiaal vinden of kregen we foto’s die we niet (helemaal) kunnen identificeren. Voor de oudere bands kwamen we soms bij de weduwe of de kinderen terecht, waar we dan een fotoalbum vonden of wat parafernalia bekeken.
We hebben ook publicaties geraadpleegd, maar de meeste informatie kwam toch uit de gesprekken. Naslagwerken over populaire muziek zijn er nog niet zoveel, laat staan over de muziekcultuur in een stad. In de lokale periodieke pers vonden we wel een aantal namen van en informatie over bepaalde bands. In het stadsarchief hebben we vooral de programma’s geraadpleegd van de lokale verenigingen en hun muzikale feestavonden.
Voor we aan dit werk begonnen, veronderstelde ik dat er in Hasselt een 12-tal bands actief waren geweest; uiteindelijk hebben we er 120 getraceerd.”
Waar konden al die muzikanten in Hasselt terecht om een instrument te leren bespelen?
“De muziekschool was lang niet de enige manier. Er waren de fanfares of harmonieën die een zeer praktijkgerichte opleiding gaven. En sommigen leerden hun instrument op een informele manier van andere muzikanten. Wie een instrument beheerste, had soms een voetje voor tijdens de verplichte legerdienst: als je geselecteerd werd voor de band van het leger was je dienst een heel stuk aangenamer. Maar voor veel bands was de dienstplicht een spelbreker. Als de leden werden opgeroepen, was het meestal gedaan met de band.”
Wat waren de criteria om als ‘Hasseltse band’ beschouwd te worden?
“Dat hebben we vooraf met de werkgroep doorgepraat; het ging er niet alleen om waar de muzikanten geboren waren of woonden. Belangrijker was of de band in Hasselt optrad en daar populair was. Bovendien beseffen we goed dat we slechts een deel van de muziekcultuur in kaart hebben gebracht: de jazz- en dansorkesten, pop- en rockbands. Er is dus nog ruimte voor een project rond fanfares, harmonieën, kamerorkesten, cabaret, kleinkunst, zangers en zangeressen …”
Wat waren je indrukken bij de interviews?
“Onze contacten waren zeer hartelijk. De muzikanten stelden vaak met veel enthousiasme hun materiaal ter beschikking. Overal waar je komt, halen muzikanten hun herinneringen op en ontwikkelt zich voor hun ogen een film van plezier. Sommige bandleden konden we niet opsporen of waren inmiddels overleden. Hoewel we van de oudste band die we bespreken, de H.S. Skyliners (opgericht in 1945), nog vier overlevenden konden interviewen. Het is goed dat we hen en andere muzikanten op hoge leeftijd nog konden raadplegen over de muziekcultuur in Hasselt.
Mondelinge bronnen zijn natuurlijk niet altijd even betrouwbaar. Zeker als er al wat jaren overheen zijn gegaan. De herinneringen van diverse leden uit eenzelfde band konden af en toe van elkaar verschillen; een derde bron kon dan soms duidelijkheid verschaffen. Een enkele keer herinnerde iemand zich zelfs niet meer dat hij bij een bepaalde band had gespeeld, hoewel we een foto als bewijsmateriaal konden tonen. Door vooral een beroep te doen op persoonlijke netwerken konden voor we voor bepaalde genres heel wat informatie opsporen. Bij het in kaart brengen van andere genres, zoals de punkscène, speelde het toeval een wat grotere rol.”
Kon je nog wat aanvangen met oude platen of andere opnames?
“We hebben een discografie samengesteld met alle gepubliceerde opnames. En alle materiaal dat ons bezorgd was, uitgegeven en onuitgegeven (platen, banden, foto’s, films, video’s, zelfs bootlegs …), hebben we gedigitaliseerd voor de mensen die het ons uitleenden. Vaak konden zij de oude platen of banden niet meer beluisteren omdat ze de afspeelapparatuur niet meer ter beschikking hadden. Waren er in Hasselt ook bijzonder locaties die van belang waren voor de populaire muziek? Onze focus lag vooral op de muziekgroepen en minder op de locaties. Naast de talrijke cafés waar livemuziek gespeeld werd, was de Teeny een belangrijke plek.
Teeny was het eerste jeugdcentrum in Vlaanderen, opgericht in 1961. De jeugd die bijvoorbeeld niet bij de traditionele jeugdbewegingen was aangesloten, kon daar terecht voor allerhande activiteiten; onder meer muziek maken. Jeugdcentrum Teeny was dé plek waar heel wat muzikanten gevormd zijn, waar groepen ontstaan zijn en waar ze konden optreden. Het jeugdhuis bestaat niet meer, maar in hun archief moet nog wel wat te vinden zijn. Belangrijk voor Hasselt was de oprichting van het cultureel centrum in 1972. Tot dan was er geen enkele fatsoenlijke zaal in de stad en moesten we ons behelpen met een cinemazaal voor toneel en muziek. Dankzij het cultureel centrum kon het cultureel leven in Hasselt zich volop ontwikkelen.”
Hoe gaan muzikanten over het algemeen om met hun erfgoed?
“Sommige bandleden hadden zin voor documentatie en hielden alles goed bij. Maar de meesten waren uitsluitend bezig met hun muziek: repeteren, optreden … Zo zijn er veel bands waar er geen enkel spoor van overgebleven is: geen foto of entreeticketje, helemaal niets. Het is pas als de band wat professioneler gaat draaien en er een impresario aan te pas komt, dat alles beter beheerd wordt. Of als men ouder wordt; dan hecht men meer belang aan herinneringen; sommige muzikanten hadden in het licht van hun levenseinde voor hun kinderen en kleinkinderen een dvd gebrand met daarop hun levensverhaal. Daarbij was ook heel wat muzikaal erfgoed te vinden. De interesse die er vijftig jaar geleden misschien niet was voor dit erfgoed, is er thans zeker wel. Ons project heeft veel publiciteit gekregen en de respons van het publiek is zeer enthousiast en hartelijk.”