Home Nieuws De nachtelijke gezangen van Beatrijs: 13de-eeuws …

De nachtelijke gezangen van Beatrijs: 13de-eeuws antifonarium ontsloten

Enkele jaren geleden kwam organist Iris Eysermans via het Liers Genootschap voor Geschiedenis (LGG) in contact met een 13de-eeuws antifonarium uit de voormalige cisterciënzerinnenabdij van Nazareth te Lier. Tijdens die periode was de befaamde mystica Beatrijs van Nazareth priorin van de abdij. Nadat Eysermans het manuscript bestudeerde, wilde ze het verhaal en de muziek graag delen. Zo ontstond het idee om er een groter project van te maken, getiteld ‘De nachtelijke gezangen van Beatrijs’.

Het resultaat kan je vanaf oktober 2024 beleven via een publicatie met cd, drie concerten, een lezing, een tentoonstelling en een documentaire. CEMPER ging in gesprek met Eysermans over het project. Onder het interview lees je in abstracts over de karakteristieken van het antifonarium.

"Ik vroeg me af of er in de buurt van Lier, waarvan ik afkomstig ben, een manuscript te vinden was."

De nachtelijke gezangen van Beatrijs

Wat is jouw achtergrond en hoe kwam je met het antifonarium in aanraking?

Ik ben muzikant van opleiding. Ik heb orgel gestudeerd aan het conservatorium van Antwerpen en in Rotterdam. Als organist kom ik vaak met gregoriaans in contact, want de orgelwerken uit de middeleeuwen — en ook uit de renaissance, barok en later — zijn voor een groot deel geïnspireerd op het gregoriaans. Gregoriaanse melodieën zijn vaak verwerkt in de orgelmuziek. Ik vroeg me af Wat zijn deze gezangen en waar ligt de oorsprong ervan?’ en startte daarom de opleiding Gregoriaans in het Centrum Gregoriaans in Drongen.

Na die opleiding vroeg ik me af of er in de buurt van Lier, waarvan ik afkomstig ben, een manuscript te vinden was. Via het LGG ben ik dan met het antifonarium in contact gekomen. Het LGG had in de jaren 80 een tentoonstelling gedaan over de abdij van Nazareth in Lier. Het antifonarium kwam ter sprake in de tentoonstellingscatalogus, maar er werd toen geen verder onderzoek naar gedaan.”

Waarom is het manuscript voor jou zo belangrijk?

Het is een combinatie van factoren. Ik vind het altijd fijn om iets uit de buurt te vinden. Dat schept sowieso een band. Dat het uit een vrouwenklooster komt en de figuur Beatrijs een rol speelde, maakt het manuscript ook uniek voor mij.

Daarnaast vind ik dat muziek uit de middeleeuwen te weinig aan bod komt in de klassieke muziek’ van vandaag. Het wordt nog te vaak gezien als echt kerkelijke muziek. Daar komt het natuurlijk vandaan, maar het wordt nog te weinig gebracht op podia. Gregoriaans is onvoldoende gekend, ook door professionele muzikanten. Tijdens de orgelopleiding komt het wel aan bod bij muziekgeschiedenis, maar de praktijk aan het conservatorium begint pas vanaf de renaissance en barok, voor andere instrumenten zelfs nog later. Dat is eigenlijk gek, want middeleeuwse muziek — met name de gregoriaanse gezangen — vormt de basis van onze muziekgeschiedenis. Ik vind het belangrijk om te weten waar de roots van onze muziek liggen.”

Je kreeg in 2021 een beurs voor ontwikkeling van de Vlaamse overheid. Wat heb je daarmee gedaan?

Die beurs heeft me vooral tijd gegeven om het antifonarium te kunnen bestuderen. Het manuscript bestaat uit een kleine 200 folio’s met gregoriaanse gezangen. De muziek is genoteerd in kwadraatnotatie op vier lijnen en het schrift is gotisch. Het manuscript is helder leesbaar, maar ik had nog geen ervaring met gotisch schrift. Normaal lezen we van kopieën die in ons schrift geschreven zijn. Ik had ook meer ervaring met de uitvoering van het vroege gregoriaans (genoteerd in neumen), dan het latere gregoriaans. Dus dat was nieuw voor mij en ik dacht Hoe begin ik daaraan?’. Dus ik ben gewoon begonnen aan het begin, met het eerste gezang. Ik ben gaan uitpluizen hoe de tekst in elkaar zit, teksten online gaan zoeken en met elkaar vergeleken. Soms ontdekte ik weleens een foutje in de tekst, bijvoorbeeld een omwisseling van letters. Zo heb ik een aantal gezangen uit het begin van het manuscript genomen en ingestudeerd. Dat was aanvankelijk echt niet makkelijk. Het was een heel ander beeld dan ik gewend was om te lezen. In begin had ik nog de moderne partituur nodig om ernaast te leggen. Maar na een tijd, als ik veel studeerde, kende ik de gezangen uit het hoofd.

Of de zusters de liederen ook vanbuiten zongen, is discussie over. Ze zongen natuurlijk veel en heel wat gezangen zullen ze vanbuiten gekend hebben. Maar het is ook typisch aan gregoriaanse muziek dat de muzikale lijnen heel onregelmatig zijn en niet altijd eenvoudig om uit het hoofd te leren. Het is muziek die je (in deze tijd) echt moet bestuderen en het zijn vaak lange gezangen. Er waren dus ongetwijfeld gezangen die de zusters moesten lezen.”

"Het manuscript bestaat uit een kleine 200 folio’s met gregoriaanse gezangen." | Antifonarium van Nazareth, folio 16 recto | © Wim Verheyen

Je initieerde vervolgens een project om het antifonarium te ontsluiten. Hoe ben je daarmee van start gegaan?

Voor zo’n project heb je natuurlijk financiering nodig. In eerste instantie dacht ik aan projectsubsidies. Maar ik werk fulltime en heb ook een gezin, dus ik kreeg zo’n aanvraag niet rond. Daarom hebben we een concert georganiseerd om het project te ondersteunen. En dan is er nog een privésponsor gekomen, waarmee we veel geluk gehad hebben.

Het idee was sowieso om een publicatie met cd te maken. De vraag was dan vooral wie de gregoriaanse gezangen zou uitvoeren. Ik heb lang gedacht dat ik dat zelf zou doen, maar ook daarvoor zou ik veel tijd nodig hebben. In België is er ook een professioneel ensemble, Psallentes onder leiding van Hendrik Vanden Abeele, dat gespecialiseerd is in muziek uit die periode. Ik wou dus heel graag dat zij de opname zouden maken, en dat is ook gelukt. Voor de publicatie heb ik met het LGG samengezeten. Zij hebben mee nagedacht wie het onderzoek naar het antifonarium kon voeren. Zo zijn we gestuit op Marc Mees (LGG), Lieve De Kesel (UGent) en Pieter Mannaerts (Alamire Foundation). Daarnaast waren erfgoedcel Kempens Karakter en Stadsmuseum Lier belangrijke partners.”

Op welke manier werd het antifonarium ontsloten?

De publicatie is het verslag van een volledig onderzoek naar het handschrift. Marc Mees geeft in een eerste hoofdstuk een beknopte geschiedenis van de abdij van Nazareth. Lieve De Kesel heeft codicologisch onderzoek gedaan. Ze heeft de initialen en colofons geanalyseerd, het handschrift in de bredere context van de cisterciënzers geplaatst, en het vergeleken met andere handschriften. Pieter Mannaerts heeft musicologisch onderzoek gedaan. Hij heeft het notenschrift geanalyseerd, legt de muzikale tekens uit en geeft een opsomming van de inhoud van de gezangen.” (Lees meer in de abstracts van Lieve De Kesel en Pieter Mannaerts onderaan het interview.)

De gezangen die op de cd bij de publicatie staan, zijn heel divers gekozen doorheen het antifonarium. Hendrik Vanden Abeele is hier op een creatieve manier mee aan de slag gegaan. We gingen uit van zeven blokjes muziek (gelinkt aan Van seven manieren van heiliger minne van Beatrijs van Nazareth). Zo is er een heiligengedeelte waaruit hij een stuk van Sint-Cecilia en Sint-Agnes heeft gekozen, maar evengoed een hymne, responsoria, antifonen … We hebben zo breed mogelijk gekozen uit het repertoire. De gezangen worden afgewisseld met orgelwerken, uitgevoerd door mezelf op het Bremserorgel, dat ook afkomstig is uit dezelfde abdij van Nazareth uit Lier. De orgelwerken zelf zijn composities uit onze contreien en Italië uit de 16de en 17de eeuw, maar ze zijn ook in functie van dit project gekozen: ze houden allemaal verband met de zangstem, vrouwen en liefde; de rode draad doorheen dit project. Een selectie van stukken van de cd wordt ook gebracht tijdens drie concerten. Eén van die concerten vindt bovendien plaats in de Sint-Laurentiuskerk in Ekeren, waar het Bremserorgel nu staat.

De publicatie en cd worden gelijktijdig met de opening van de tentoonstelling in het Stadsmuseum Lier gelanceerd. In de tentoonstelling zal het antifonarium te bezichtigen zijn. Daarnaast zijn er foto’s van het orgel uit de abdij en afbeeldingen van de abdij zelf te zien. Daarbij zit een recent ontdekte afbeelding van de abdij in volgelperspectief. In de tentoonstelling zal ook een documentaire spelen waarin het proces van het project gevolgd kan worden.”

Het Bremserorgel, afkomstig uit de abdij van Nazareth uit Lier | © Wim Verheyen

Beleef de nachtelijke gezangen van Beatrijs

Partners van dit project: 

Datum, context en karakteristieken van het antifonarium

Gedateerde liturgische handschriften uit de 13de eeuw en deze regio zijn uiterst zeldzaam. Zoals elk handgeschreven boek is ook dit manuscript uniek. Dat we een plaats (Liber S[an]c[t]e Marie de Nazareth), namen (Agnes en Christina), en data (1244, en de voltooiing op de dag na het feest van de H. Ambrosius in 1245) kennen, is uitzonderlijk.

Manuscripten waren belangrijk voor elke abdij en zeker bij cisterciënzers die via exemplaren vanuit verwante abdijen nagenoeg alle benodigde boeken zelf maakten. De omstandigheden die wellicht (mede) aanleiding gegeven hebben tot -, of toch minstens een verschil gemaakt hebben voor de aanmaak van het handschrift, zijn de gewijzigde omstandigheden voor de locatie van hun abdij en de impact ervan op hun verder bestaan.

Hendrik II (1207 – 1248), hertog van Brabant, deed een schenking van land, dat in een handvest van 1243 bevestigd werd. Het vooruitzicht zich op een nieuwe, en betere locatie te kunnen vestigen kan voor hen de aanleiding geweest zijn om een nieuw handschrift voor de dagelijkse liturgie te maken. Des te meer reden daarvoor hadden ze kort nadien en omstreeks de periode dat ze zich uiteindelijk op de nieuwe plaats vestigden. Paus Innocentius IV (25 juni 1243 — †1245) verleende hen namelijk het recht hun bezittingen te behouden (oorkonden van 20 februari 1244 en 9 maart 1245).

Door het bekijken van de verschillende fasen van de creatie van het handschrift kunnen we ons een beeld vormen hoe het werk ontstond en wat ze nodig hadden om het te kunnen aanvatten en voltooien. Door het observeren van uitzonderingen en correcties, en het inzoomen op de grote diversiteit van exceptionele initialen en de toestand van het perkament, krijgen we een beeld van keuzes die mogelijk gemaakt werden voor het gebruik en de bewaring van de codex. Bovendien getuigt de zorg waarmee het werd gebruikt en bewaard, van de waarde ervan in de abdij.

De unieke vormgeving en exclusieve motieven gebruikt voor de creatie van de initialen resulteert in een bijzondere originaliteit en variatie. De unieke, prachtige en kleurrijke initialen in het hele boek, die klaarblijkelijk allemaal — net als het schrift en de muziek — door de cisterciënzers zelf zijn gemaakt, zijn dan ook een opmerkelijke en zeldzame getuigenis van het vakmanschap van middeleeuwse vrouwen.

Tekst door Lieve De Kesel

Het antifonarium van Nazareth: muzikale karakteristieken

Uit de middeleeuwse Lage Landen bleven heel wat liturgische handschriften bewaard; een aanzienlijk deel van deze codices bevat muzieknotatie. Het antifonarium uit de abdij van Nazareth, vandaag in privébezit, is om meerdere redenen een bijzonder handschrift. Dankzij de twee colofons aan het eind van het handschrift (fol. 182v en 186r) kennen we de bestemmeling van het handschrift (de abdij Nazareth in Lier), maar ook de datum van zijn vervaardiging (1244 – 1245) en bovendien de namen van twee vervaardigsters: Agnes, de scriptrix die de teksten schreef, en Christina, de notatrix die voor de muzieknotatie instond. 

Een antifonarium is een handschrift dat zowel de teksten als de muziek voor het getijdengebed of officie bevat. Dit is de volledige cyclus van de gebedsdiensten – met uitzondering van de mis – die elke dag in kloosters en abdijen, kathedralen en kapittelkerken werd gezongen. Deze cyclus bevatte zeven diensten overdag – lauden (’s morgens vroeg), vespers (zonsondergang), completen (voor het slapengaan), en tussenin de kleine uren’ (prime, terts, sext en none) – en één s nachts, de metten of nachtofficie. Het antifonarium uit Nazareth bevat de cisterciënzer versie van de officiegezangen – de eigen editie’ van het gregoriaans die de orde in de twaalfde eeuw samenstelde op initiatief van Bernardus van Clairvaux.

Het bijzondere aan het antifonarium uit Nazareth is dat het enkel de gezangen voor de metten bevat; een dergelijk antifonarium wordt gewoonlijk nocturnale’ genoemd. Nocturnales komen niet vaak voor, en al zeker niet in de dertiende eeuw – bijna alle bekende exemplaren dateren uit de vijftiende.

De gezangen in het nocturnale werden genoteerd door drie verschillende (muziek)handen. De belangrijkste van de drie muziekkopiisten, Christina, schreef het grootste deel van het handschrift. Er wordt vermoed dat zij de Christina is die we kennen als één van de zussen van Beatrijs van Nazareth, de mystica en eerste priorin van de abdij, bekend om haar tractaat Van seven manieren van heiliger minne.

Ten slotte is het nocturnale belangrijk omdat ook Beatrijs zelf betrokken was in zijn totstandkoming. Uit Beatrijs’ vita weten we immers dat zij was opgeleid in het vervaardigen (en mogelijk ook verluchten) van handschriften en voor haar’ abdij meerdere handschriften maakte. Al staat haar naam niet vermeld naast deze van Agnes en Christina in de colofon, het staat vast dat zij op de hoogte was van de productie van het handschrift, er wellicht de opdracht toe had gegeven en de samenstelling ervan superviseerde. Aangezien het boek dagelijks tijdens de liturgie van de gemeenschap werd gebruikt, heeft ook Beatrijs zelf veelvuldig uit dit handschrift gezongen.

Meer nog: drie van de gezangen die in haar vita staan vermeld, hebben betrekking op haar mystieke ervaringen. Deze gezangen werden stuk voor stuk uitgevoerd tijdens het nachtofficie en staan ook in dit nocturnale genoteerd. Ze bieden de luisteraar van vandaag een klinkende toegang tot Beatrijs en haar mystieke wereld.

Tekst door Pieter Mannaerts

Het Bremserorgel

Het orgel werd door Blasius Bremser gebouwd tussen circa 1655 en 1679 voor de cisterciënzerabdij van Nazareth in Lier. Gedurende twee eeuwen werd het instrument gebruikt voor de begeleiding van liturgische diensten, tot de abdijkerk werd afgebroken in de vroege negentiende eeuw, waarbij het orgel verkocht werd. Het orgel vond een nieuwe thuis in de Sint-Laurentiuskerk in Wilmarsdonk, maar in 1966 werd besloten dat deze kerk eveneens zou worden gesloopt. Het orgel raakte in verval en was gedurende lange tijd onbespeelbaar. Een eerste restauratie van de orgelkast en het frontpijpwerk werd in 1990 uitgevoerd door de firma Ghislain Potvlieghe-De Maeyer uit Denderwindeke. Bij deze restauratie werd het orgel opgesteld in de gelijknamige Sint-Laurentiuskerk te Schoonbroek. Deze parochie was zich sterk bewust van de waarde van het orgel. De parochie, de kerkfabriek en het orgelcomité zetten zich in om financiële ondersteuning voor een grote restauratie te vinden. De volledige restauratie van het orgel werd tussen 2016 en 2018 uitgevoerd door de firma Pels-D’Hondt in Herselt, met Bert De Vylder als voormalig zaakvoerder.

Tekst uit Eysermans, I. (Red). (2020).
Het Bremserorgel” uit de voormalige Sint-Laurentiuskerk van Wilmarsdonk. Orgelcomité, Vrienden St. Laurentius Schoonbroek vzw.

Ook interessant

21 okt. 2024

Breng muziek en podiumkunsten aan op FAAM

Het virtueel museum FAAM verwelkomt jouw erfgoed.
Lees meer
08 okt. 2024

Een vernieuwd Letterenhuis

Het Letterenhuis, dat ook een huis voor theatererfgoed is, heropende afgelopen zomer met een nieuwe publieksruimte en een nieuw collectieplatform.
Lees meer
01 okt. 2024

Hoe een podiumtijdschrift zijn archief activeert – Simon Baetens over 40 jaar Etcetera

Het archief van 40 jaar Etcetera vormde de basis voor vier podcasts, die nog tot 31 oktober 2024 te beluisteren zijn in het Letterenhuis. Simon Baete…
Lees meer
02 sep. 2024

Dans als museale beleving – Platform K danst in STAM

Op 27 april 2024, Dag van de Dans, voerde Platform K een dansperformance uit in de inkomhal van het STAM (Stadsmuseum Gent). CEMPER ging met hen in g…
Lees meer