In 2024 schrijft het Letterenhuis een nieuw hoofdstuk in zijn lange geschiedenis. Het nieuwe beleidsplan verwoordt het met de slogan “Letterenhuis in beweging”. Een beweging die de fysieke bezoeker zal voeren naar een nieuw, heringericht gelijkvloers met een dynamische publieksruimte en de online bezoeker naar een nieuw digitaal collectieplatform.
Wie archieven wil raadplegen, hoeft niet langer meer naar een hoek van het Letterenhuis om daar de lift te nemen die ouder leek dan de meeste documenten die er bewaard worden. De leeszaal is voortaan op het gelijkvloers, samen met een nieuwe exporuimte, een plaats voor literaire organisaties, een ruimte voor studenten …
Voor het erfgoed dat CEMPER behartigt, is het Letterenhuis altijd al een belangrijke partner geweest. De focus op het literair erfgoed van Vlaanderen omvat immers ook het theater- en podiumerfgoed.
De instelling die ooit startte met de aanschaf van het literair erfgoed van Hendrik Conscience is uitgegroeid tot een cruciale pijler van het cultureel erfgoed in Vlaanderen. Men bewaart er ruim 2.000.000 brieven en handschriften, 150.000 foto’s en 65.000 affiches.
Nele Hendrickx, directeur sinds 2018, licht toe hoe het Letterenhuis zijn rol als erfgoedinstelling opneemt.
Vernieuwing en geschiedenis
Een instelling die een nieuw logo laat ontwerpen wil hiermee meestal een vernieuwing markeren.
“De nieuwe huisstijl staat inderdaad voor een nieuwe richting: we benoemden die ‘het Letterenhuis in beweging’. In ons huidige beleidsplan maken we de beweging naar buiten. Bijvoorbeeld door het uitbouwen van samenwerkingen. Maar de beweging loopt ook van buiten naar binnen: ze duidt op een grotere toegankelijkheid. Afgelopen zomer openden we ons vernieuwde gelijkvloers: de gerenoveerde gevel verwelkomt de gasten van het Letterenhuis en zowat alle publieksfuncties bevinden zich op het gelijkvloers. Dat gaat over 800 m² publiek toegankelijke ruimte, georganiseerd rond een grote binnenplaats met veel licht. Het wordt een afwisseling van grote ruimtes en intiemere kamers, tussen plekken van ontmoeting en plekken van rust en stilte.
Digitaal verwelkomen we je op ons nieuwe collectieplatform van waaruit we aan de hand van een fris ogend, flexibel en krachtig systeem structurele open data-uitwisseling en volwaardige partnerschappen beter kunnen aangaan.”
Het is niet de eerste maal dat het Letterenhuis nieuwe accenten legt. De instelling bestaat intussen al een kleine honderd jaar, onder diverse namen.
“De wortels van onze instelling liggen in de literaire wereld. Het begon met de aankoop van het literair archief van Hendrik Conscience door de Stad Antwerpen in 1899. Vanuit die aankoop rijpten er ideeën en plannen die in 1933 uitmondden in de stichting van het Museum van de Vlaamsche Letterkunde, hier gehuisvest. Het gebouw zelf leed tijdens de Tweede Wereldoorlog heel wat schade, maar de collectie was toen al uit voorzorg elders veilig ondergebracht. Na de oorlog kreeg de instelling een nieuwe rol en een nieuwe naam: Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven (AMVC). De focus werd verbreed: niet alleen literatuur, maar ook archieven uit andere kunstdisciplines vonden er een onderkomen. In 2004 werd het AMVC opnieuw een archiefinstelling voor literatuur: het Letterenhuis.”
Meer dan schrijversarchieven
Die geschiedenis verklaart waarom er in het Letterenhuis meer te vinden is dan alleen maar schrijversarchieven.
“Voor een deel wel, maar er zijn altijd multitalenten geweest; mensen die zowel in de literatuur als in de muziek of het theater actief waren. Zo komen ook veel documenten uit andere cultuurdisciplines hier terecht.
Centraal in ons acquisitiebeleid staat het ‘erfgoed van woord en letteren’. Dat gaat over literatuur in al zijn vormen: schrijvers, dichters, slammers, journalisten, vertalers, maar ook toneelauteurs of theatergezelschappen.
Voorts ligt de focus op archieven van ‘makers’, dat wil zeggen archieven van auteurs, acteurs of gezelschappen die literatuur of theater maken en dus minder op bijvoorbeeld organisators, intermediaire organisaties of receptieve instellingen.
Voor theatergezelschappen van bovenlokaal belang zijn we een belangrijke partner bij de overdracht van hun archieven. We beheren onder meer de archieven van Tone Brulin, Jan Decorte en Sigrid Vinks, Rudi van Vlaenderen, KNS, Toneelhuis, Theater Zuidpool, of Compagnie de KOE.
Onlangs hebben we de rijke documentatiecollectie van het Vlaams Theater Instituut opgenomen, een dossier waarbij ook CEMPER betrokken was. Weliswaar is dit een collectie van een intermediaire organisatie, maar ze is inhoudelijk zeer complementair aan onze theaterarchieven.
We beheren ook veel theateraffiches. Die zijn allemaal gedigitaliseerd en te bekijken op DAMS Antwerpen, de databank van alle Antwerpse erfgoedinstellingen.
In het kielzog van die podiumcollecties verwerven we archieven van decorbouwers of kostuumontwerpers. Die kunnen een plaats bij ons krijgen, ook al hebben ze niet rechtstreeks met woordkunst te maken. Voor zulke archieven maken we een aantal afwegingen. Het is belangrijk dat ze onze kerncollecties aanvullen, dat ze de context van onze collectie vervolledigen en verrijken. Als die overeenkomsten er zijn, dan kunnen die archieven naar het Letterenhuis. We beheren bijvoorbeeld het archief van Mimi Peetermans, die ruim veertig jaar actief was als kostuumontwerper in de KNS in Antwerpen of van John Bogaerts die eveneens bij de KNS betrokken was, bij het Ballet van Vlaanderen, maar ook bij diverse kleinere theaterhuizen. ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’, wist Jeroen Brouwers al en dat geldt ook voor kunstarchieven: het ene archief verwijst naar het andere en vult het aan.
Recent hebben we het archief van choreografe en pedagoge Jeanne Brabants verworven. Dit is evenmin ‘talig’ erfgoed, maar haar archief sluit aan bij verschillende andere dansarchieven die we al beheren. Bovendien is zij een uiterst belangrijke figuur in het Vlaamse cultuurlandschap: zij heeft zoveel betekend voor het balletonderwijs en voor de professionele danscultuur in Vlaanderen.
Over danscultuur gesproken: niet elke kunstdiscipline in Vlaanderen heeft een erfgoedinstelling te harer beschikking — toch niet op de manier zoals de literatuur en het theater het Letterenhuis heeft. Dans en ballet zitten in die situatie. Een iconisch kunstenaarsarchief uit zo’n discipline moet dan de best mogelijke instelling vinden, waar het context heeft – andere dansarchieven – en waar onderzoekers het in die context kunnen bestuderen.”
Komt ook het omgekeerde voor? Dat jullie archieven afstoten omdat de juiste context ontbreekt?
“Dat gebeurt geregeld. We hebben collectieoverleg met andere archiefinstellingen waar we die zaken bespreken. Als een archief elders beter tot zijn recht zou komen, wordt het overgedragen naar die instelling. Zo wordt het collectieprofiel van elke instelling verbeterd en verscherpt. Soms zijn de erven hiervoor vragende partij: zij stellen dan voor om het archief over te dragen. Telkens met de argumentatie: waar komt het archief het beste tot zijn recht, waar zal het door onderzoekers of anderen gevonden worden.
In ons geval betreft dat vaak archieven die hiernaartoe gekomen zijn ten tijde van het AMVC, toen de we een archiefinstelling voor het hele culturele leven waren.
Voor boeken en boekencollecties hebben we een overeenkomst met de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. Het Letterenhuis verzamelt immers geen boeken maar archieven. Boeken die bij een archief geschonken worden, dragen we over naar onze collega’s van de erfgoedbibliotheek of vice versa. De erfgenamen van journalist en Shakespearevertaler Willy Courteaux (1924 – 2017) hebben zijn nalatenschap geschonken aan de erfgoedbibliotheek: zij bewaren de boeken en de archivalia worden overgedragen naar het Letterenhuis.”
Verwerving, transparantie en onderzoek
Hoe verwerven jullie de archieven?
“We proberen om contacten te leggen met auteurs en met andere makers tijdens hun actieve carrière. Zo kunnen ze kennismaken met onze instelling en met onze werking. Vaak worden er bij leven al stukken archief overgedragen. Bij een overlijden is het voor de nabestaanden dan logisch om de rest van het archief naar hier te bestemmen. De garantie dat het materiaal hier voor de eeuwigheid wordt bewaard, dat de documenten professionele zorg krijgen van een gespecialiseerd team, is een geruststellende gedachte. En instellingen zoals CEMPER komen soms ook met de vraag om een bepaald archief op te nemen.”
Maar af en toe koopt het Letterenhuis archieven aan.
“Inderdaad, maar dat is een uitzondering. 80% van onze collectie verkrijgen we door schenkingen. Maar er is nu eenmaal een markt voor literair erfgoed en stukken die we belangrijk vinden voor onze collectie, kopen we aan. We beschikken daarvoor over een bescheiden aankoopbudget. We komen daarbij niet onbeslagen op het ijs: we laten telkens schattingen maken door meerdere externe specialisten. Zo kan je de waarde van een archief wat objectiveren, want voor de nabestaanden is die waarde vaak moeilijk te bepalen.”
Soms merken we een zeker wantrouwen tegenover grote erfgoedinstellingen vanuit de kunstenaars of vanuit de erfgenamen. Zal hun archief, zal hun artistieke nalatenschap, wel zichtbaar en vindbaar zijn in zo’n grote instelling?
“Daarom is het belangrijk om tijdig met schrijvers en makers contact te leggen. Mensen hechten enorm veel waarde aan nalatenschappen en proberen vaak een vinger in de pap te houden als er al een overdracht geweest is. We proberen heel transparant te zijn over wat onze engagementen precies zijn, zodat men vertrouwen krijgt in onze instelling. Hoe dan ook hebben we heel wat te bieden: een professionele bewaring en professionele ontsluiting, zodat het archief door iedereen kan gevonden worden.
Hoe snel dat gebeurt, is van vele factoren afhankelijk. Als het archief bijvoorbeeld geordend overgeleverd wordt, gaat de ontsluiting sneller. Of als het past in een onderzoeksproject of een tentoonstelling krijgt het prioriteit.”
Voor wie onderzoek wil doen naar het literair leven en naar de theatercultuur, is het Letterenhuis een goudmijn.
“In ons vernieuwd gebouw en dankzij ons nieuwe open data collectieplatform kunnen we die goudzoekers nog beter bedienen. Onze rol in het wetenschappelijk onderzoek ligt vooral bij het stimuleren. We zetten erg in op onderzoek en op samenwerking. We maken bijvoorbeeld een onderzoeksgids en die lichten we toe in de hogescholen en universiteiten van Vlaanderen. Vele docenten komen met hun studenten voor een bezoek of een opdracht. Vorig jaar liep er bijvoorbeeld een tentoonstelling rond de kostuumontwerpen van Lon Landau (1910 – 1945) in samenwerking met de studenten Kostuumontwerp van de Antwerpse Academie. Dat kaderde dan weer in een reeks andere projecten rond het theater in de jaren 30, waarbij ook Tom Lanoye betrokken was wiens roman De draaischijf geïnspireerd is op die periode.
Ook voor het archief Jeanne Brabants werden meteen samenwerkingen opgezet. Met professor Timmy De Laet van de Universiteit Antwerpen en met Opera Ballet Vlaanderen werkten we plannen uit voor onderzoeksprojecten, een podcast, een publieksboek en een ontmoetingsdag met lezingen, opvoeringen en studentenpresentaties op basis van het archief.
Op zulke momenten komen hier creativiteit, onderwijs, literair onderzoek, publiekswerking en literatuur samen en we zijn blij dat we in het Letterenhuis die mogelijkheden tot samenwerking kunnen bieden.”