Theatererfgoed: waarheen?
Het kan heel plots gebeuren: een theatergezelschap is genoodzaakt te stoppen omdat de subsidiekraan toegedraaid wordt. Of een choreografe komt te overlijden en de dansgroep die rond haar is opgebouwd doet de boeken toe. Wat gebeurt er daarna met de erfenis van deze organisaties? Dan hebben we het niet over de financiële betekenis van het woord, maar over de (artistieke) nalatenschap, het geheugen ervan: het archief, de decors, kunstinstallaties, objecten... Waar kunnen organisaties met hun theatererfgoed naartoe? Op Het TheaterFestival ging CEMPER op 9 september 2021 dieper in op deze vraag aan de hand van een praktijkvoorbeeld en een aansluitend rondetafelgesprek met verschillende erfgoedinstellingen die elk theatererfgoed verzamelen.
Het archief van Compagnie de KOE
In het eerste luik ging Nele Hendrickx (directeur Letterenhuis) in gesprek met Peter Van den Eede (medeoprichter Compagnie de KOE) over de overdracht van het archief van Compagnie de KOE naar het Letterenhuis. “Je moet kunnen teruggraven in het archief om een reconstructie te kunnen maken van hoe het toneel gemaakt werd”, gaf Van den Eede aan.
Toch is dit makkelijker gezegd dan gedaan. Zo vond de acteur het jammer dat er verschillende zaken verloren zijn gegaan: “Hoe meer zaken je produceert, hoe minder waarde je er uiteindelijk aan hecht. Doordat je er niet mee bezig bent, verlies je veel informatie. Zo zijn er prachtige interviews verloren gegaan omdat er geen geld was om nieuwe cassettes aan te kopen. Dan waren we genoodzaakt om die te overschrijven met andere inhoud”.
“Wat heb je nagelaten na te laten?” — Peter Van den Eede
Van den Eede hecht een groot belang aan de volledigheid van het archief van de compagnie. Er moet niet enkel plaats zijn voor de succesverhalen van een organisatie, maar ook voor de mislukkingen. “Hou ook de lelijke dingen bij,” benadrukte hij, “want in hoeverre zijn je herinneringen een leugen?”
Erfgoedinstellingen over theatererfgoed
Het tweede onderdeel was een rondetafelgesprek tussen Jan Dewilde (hoofdbibliothecaris Conservatoriumbibliotheek Antwerpen), Steph Feremans (directeur Archief en Museum voor het Vlaamse leven te Brussel (AMVB)), Nele Hendrickx (directeur Letterenhuis) en Marie Juliette Marinus (stadsarchivaris FelixArchief) en werd gemodereerd door Cathérine Vandoorne (VRT).
Deze vertegenwoordigers van collectiebeherende instellingen hebben zeker één ding gemeenschappelijk: ze hechten belang aan het verzamelen en ontsluiten van theatererfgoed. Maar waar ga je als theatermaker dan best naartoe met je theatererfgoed?
De vier gastsprekers lichtten eerst hun collectieprofielen toe. Zo is het Letterenhuis ontstaan uit het nalatenschap van Hendrik Conscience. De meeste mensen denken daarom automatisch dat het Letterenhuis archieven en collecties beheert van auteurs, maar theater leunt daar zeer dicht bij aan. Toch bewaren ze hier af en toe ook collecties die op het eerste zicht veraf staan van letteren. Hun filosofie is dan ook dat als een bepaald erfgoed gelinkt kan worden aan een groter geheel van de reeds aanwezige collecties, ze ook opgenomen kunnen worden.
Het AMVB bewaart erfgoed van Brusselse organisaties, onder meer theatergezelschappen en rederijkerskringen vanaf de 19de eeuw. Een belangrijke voorwaarde is wel dat deze archieven Nederlandstalig zijn. Kostuums en decors krijgen hier ook een plaats, zolang het mogelijk is om ze te bewaren. Textiel is immers fragiel materiaal, maar voor de collecties die ze nu bezitten is tot nog toe alles goed bewaard gebleven.
De conservatoriumbibliotheek van Antwerpen bevat ook heel wat theatererfgoed. Het Koninklijk Conservatorium bestaat immers uit de afdelingen muziek én theater, en de bibliotheek beheert onder meer — naast het muziekerfgoed — het archief van studio Herman Teirlinck en een uitgebreide collectie toneeldrukken uit het ancien régime.
Het Felixarchief, het stadsarchief van Antwerpen, bezit theatererfgoed van verscheidene stedelijke instellingen van vroeger en vandaag zoals het stadspoppentheater en de balletschool. Ook particuliere archieven zijn er aanwezig, zoals diverse rederijkerskamers en de koninklijke Franse schouwburg.
“Als je weet wat je hebt, dan weet je wat je ermee kan doen” — Jan Dewilde
Al deze bewaarinstellingen proberen hun collecties in de kijker te zetten. Een eerste stap daarbij is de inventarisatie van hun collecties. “Als je weet wat je hebt, dan weet je wat je er mee kan doen,” beargumenteerde Jan Dewilde. “Eenmaal alles van theatererfgoed bij ons geïnventariseerd was, hebben we de Universiteit Antwerpen gecontacteerd zodat studenten en onderzoekers ermee aan de slag kunnen gaan.” Instellingen als het AMVB en Letterenhuis hebben als surplus een eigen tentoonstellingsruimte waarin ze hun collectie aan een breed publiek kunnen tonen.
“Versnippering heeft ook te maken met de activiteiten van mensen die ook versnipperd zijn” — Steph Feremans
Tot slot werd nog even ingegaan op een groot probleem van het (theater)erfgoed: de versnippering ervan over tal van instellingen. Nele Hendrickx zag digitalisatie als grote oplossing, waardoor verspreidde archieven en collecties digitaal opniew samengebracht kunnen worden. Ze kon op bijval rekenen van Marie Juliette Marinus, die goede hoop had voor de toekomst. Volgens haar komt de versnippering binnen een tiental jaar vanzelf goed, onder meer door de verbeterende technologie.
“Tot op heden is slechts een kleine fractie gedigitaliseerd en samengebracht,” ontnuchterde Jan Dewilde, “Voor één onderzoek moet men voorlopig nog steeds naar drie of vier plaatsen gaan”.
“Dat komt ook omdat versnippering te maken heeft met de activiteiten van mensen die ook versnipperd zijn”, voegde Steph Feremans hieraan toe. De Bronnengids Podium probeert in elk geval wat overzicht te brengen in het huidige versnipperde erfgoedlandschap.