Topstuk voorgesteld: Bundel toneelprogramma’s met het toneelstuk Athanes
Meer dan tweehonderd jaar maakte toneel een vast onderdeel uit van het onderwijs in jezuïetencolleges. In de humanioracolleges van de Provincia Flandro-Belgica* alleen al werden naar schatting meer dan 12.000 opvoeringen verzorgd voor een publiek van leerlingen, leraars, ouders, leden van de kerkelijke en wereldlijke overheden en burgers (Proot, 2008b). De belangrijkste sporen daarvan zijn toneelteksten en –programma's.
In de Antwerpse Universiteitsbibliotheek wordt een bundel met 257 van die toneelprogramma's en een volledig uitgeschreven versie van het stuk Athanes bewaard. De programma’s zijn grotendeels afkomstig van jezuïetencolleges uit de Provincia Flandro-Belgica en documenteren de periode 1678-1771. De bundel werd in 2014 erkend als topstuk.
*De Provincia Flandro-Belgica is een provincie in de zuidelijke Nederlanden die werd opgericht in 1612. De benaming wordt in dit artikel ook gebruikt voor colleges die voor 1612 werden opgericht en nadien tot de provincie gingen behoren.
Jezuïetencolleges en hun schooltoneel
De jezuïetenorde werd in 1540 gesticht door de Bask Ignatius de Loyola (ca. 1491 – 1556). Hoewel het aanvankelijk niet in zijn bedoeling lag, groeide de Societas Jesu in korte tijd uit tot een onderwijsorde. De leerlingen werden er opgeleid in de klassieke talen en letteren. De opvoeding tot vrome en deugdzame christenen speelde een centrale rol. Het onderwijsmodel van de jezuïeten heeft een grote invloed uitgeoefend. De indeling van de humaniora in zes niveaus of klassen overleefde de opheffing van de orde in 1773 en vormt nog steeds de basis voor ons secundair onderwijs (Proot, 2008a).
Binnen het onderwijssysteem van de jezuïeten speelden voordracht en toneel een grote rol. Met het opvoeren van Latijnse toneelstukken werden verschillende doelen bereikt: de leerlingen konden hun vaardigheden in Latijn en spreken in het openbaar aanscherpen, zowel het publiek als de acteurs werden gestimuleerd om te studeren en hun leven te beteren in overeenstemming met de vaak moreel stichtende verhalen, en de voorstellingen verhoogden het aanzien van de school bij ouders en autoriteiten (De Sutter, 2018).
Doorheen het schooljaar werden verschillende Latijnse komedies, tragedies en tussenvormen opgevoerd, bijna altijd geschreven door leraren. Een jezuïetencollege bestond uit vijf klassen, in oplopende volgorde de figura, grammatica, syntaxis, poesis en rhetorica. Alleen grote scholen, zoals het Antwerps college, voegden de rudimenta toe voorafgaand aan de figura. Elk van deze klassen verzorgde op vaste momenten in het jaar een toneelstuk, met een grote voorstelling rond carnaval (door de poesis en leerlingen uit lagere klassen) en op het einde van het schooljaar in september (door geselecteerde acteurs uit alle klassen). Bij die eindejaarsvoorstelling (meestal een tragedie) werden ook prijzen uitgereikt, bekostigd door mecenassen. De jezuïeten organiseerden daarnaast zeer veel gelegenheidstoneel, bijvoorbeeld bij een bezoek van hooggeplaatsten of een jubileum (De Sutter, 2018 & Proot, 2008b).
Toneelteksten en -programma’s
Duizenden toneelstukken werden geschreven en opgevoerd in jezuïetencolleges in heel Europa vanaf de 16de eeuw tot de opheffing van de orde in 1773. Toch kunnen maar weinig van deze toneelstukken vandaag nog gelezen worden. Het toneel was in de eerste plaats bedoeld om opgevoerd te worden. De teksten zelf werden slechts beschouwd als een middel om dat doel te bereiken en werden daarom bijna nooit gedrukt. De reglementen van de orde ontmoedigden scholen zelfs om de toneelstukken die ze opvoerden te publiceren. Onze belangrijkste bron van informatie over jezuïtische schooltoneelstukken zijn de programmaboekjes of periochae (De Sutter, 2018). Uit de voorschriften van de orde blijkt wel dat het drukken van programma’s strikt gereglementeerd was. In de regel mochten ze enkel verschijnen rond carnaval en op het einde van het schooljaar, tenzij er bijkomende fondsen werden gevonden én de rector toestemming verleende om ze te drukken (Proot, 2008b).
Binnen de Provincia Flandro-Belgica bevonden zich tien colleges in het huidige Vlaanderen, vier in het noorden van Frankrijk en vier in het zuiden van Nederland. De leerlingen van die colleges brachten naar schatting twaalf- tot vijftienduizend toneelstukken. Daarvan zijn zestig volledige stukken of langere fragmenten bekend. Van programmaboekjes gingen volgens berekeningen ongeveer 3.800 verschillende edities in druk in de Provincia Flandro-Belgica. Daarvan zijn er ruim achthonderd in een of meer exemplaren bekend (Proot, 2008a/b).
Vaste onderdelen van de programma’s zijn de titel, het argumentum (korte samenvatting van het stuk) en een samenvatting per bedrijf of soms per scène. Lijsten van personages worden tijdens de 17de eeuw sporadisch vermeld. Tussen 1701 en 1705 komen rolverdelingen steeds vaker voor en nadien maken ze vast deel uit van de periochen. Vermelding van acteursnamen is tot 1709 een zeldzaamheid, maar vanaf dat jaar zijn ze standaard. Vanaf 1633 voorzien programma’s plaats voor de vermelding van tussenspelen en het bijhorende argumentum. De vermelding van rolverdelingen voor de tussenspelen loopt gelijk met die voor het hoofddrama. Dansen of balletten krijgen in 1743 voor het eerst een aparte vermelding, al impliceert dat niet dat ze pas vanaf dat jaar onderdeel uitmaakten van de voorstellingen (Proot, 2008a).
Gebruikssporen in de vorm van handgeschreven opdrachten wijzen op een intensieve uitwisseling van programma’s, thema’s, en stukken tussen jezuïetenleraren onderling. De ondertekenaars zijn doorgaans novicen met een lesopdracht, die nauw betrokken waren bij de totstandkoming van de betrokken toneelprogramma’s en geënsceneerde drama’s. Leraren die belast waren met de regelmatige enscenering van collegestukken, konden teruggrijpen naar in convoluten aangelegde verzamelingen van programma’s. Deze bundels hebben vele exemplaren van de ondergang gered, maar desondanks is het gros van de stukken toch verloren gegaan (Proot, 2008a).
Topstuk met 257 programma’s en het toneelstuk Athanes
In de Universiteitsbibliotheek van Antwerpen wordt zo’n verzameling van programma’s bewaard. De bundel bevat 257 programma’s, waarvan het grootste deel uit de Provincia Flandro-Belgica. Hier en daar is een stuk afkomstig van jezuïetencolleges uit andere provincies en van andere groeperingen. De programma’s zijn alfabetisch geordend volgens de belangrijkste eigennaam of het hoofdwoord uit de titel, van Abraham tot Zacharias. De bundel werd naar alle waarschijnlijkheid in de 18de eeuw samengesteld in het college van Ieper (Proot, 2008b).
Het programma en het handschrift van het stuk Athanes maken beide deel uit van de bundel. De tragedie werd opgevoerd op 26 februari 1745 door de poesis. Athanes is een re-enactment van het verhaal van Ariarathes VI, koning van Cappadocië in de tweede eeuw voor Christus. Ariarathes’ moeder liet zijn vijf broers vermoorden om zelf de troon te kunnen bestijgen (De Sutter, 2018).
Achteraan het handschrift van Athanes is een rolverdeling genoteerd die overeenkomt met de rolverdeling op het programma. De volledige tekst vermeldt wel een extra rol, die in het programma niet voorkomt. Ook de structuur van het hoofddrama komt overeen met die in het programma, maar de vier onderbrekingen door het tussenspel – telkens na elk van de eerste vier bedrijven – worden in het handschrift niet genoteerd. Terwijl het programma alleen een samenvatting per bedrijf bevat, is uit het handschrift ook de onderverdeling in scènes af te leiden. Het eerste, tweede en vijfde bedrijf tellen er elk vijf, het derde en vierde bedrijf bestaan elk uit vier scènes. Aan het begin van elke scène worden de personages vermeld. Hier en daar treffen we een kleine regieaanwijzing aan. De 669 regels tellende tekst van de Athanes eindigt met een variant op de bekende spreuk: “Ad majorem Dei, Deiparæq. Virginis Mariæ gloriam. Finis.” De gegevens over de uitvoerende klas, plaats en datum van opvoering, de gelegenheid van de opvoering, impressum, argumentum en bronvermelding ontbreken in het handschrift (Proot, 2008b).
Belang van de in Antwerpen bewaarde bundel
“Deze bundel bevat ongeveer een kwart van de bekende toneelprogramma’s uit de Provincia Flandro-Belgica”, vertelt Proot ons. “Daar komt dan nog eens bij dat de bundel programma’s bevat van colleges waar we anders weinig van weten, bijvoorbeeld van Bailleul, Cassel en Dunkerque. Ook volledige toneelteksten zijn zeldzaam. De bundel is dus van ongelooflijke documentaire waarde. Het opent een venster op een stuk van onze cultuur en theatergeschiedenis. Bovendien zit de bundel nog in zijn oorspronkelijke boekband. Dat is vrij uitzonderlijk, want in de lange geschiedenis van bibliotheken werden bundels vaak uit elkaar gehaald en herbonden.”
“Wat ook heel bijzonder is aan de bundel, is dat er drukproeven inzitten die gecorrigeerd werden. Op basis van die correcties werd een verbeterd programma gedrukt. Het is uniek dat die drukproeven het hebben overleefd. Ze zijn dan ook belangrijk voor de drukgeschiedenis. Naast gedrukte toneelprogramma’s zitten er ook een aantal handgeschreven programma’s in de bundel. Kortom, de bundel is belangrijk vanwege zijn omvang, de inhoud en de unieke stukken die het bevat.”
Andere bundels met programma’s
Het grootste deel van de bewaarde programma’s bevindt zich in convoluten. Veel bundels met programma’s uit de Provincia Flandro-Belgica worden bewaard in Vlaanderen:
- Zes bundels worden bewaard in de Gentse Universiteitsbibliotheek, waarvan vier bundels met programma’s uit Gent (in totaal 82 programma’s), een bundel met 11 programma’s uit Antwerpen en een bundel met 39 programma’s uit Ieper.
- Drie bundels worden in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel bewaard, waarvan een bundel met 85 programma’s uit Mechelen en twee bundels met respectievelijk 15 en 68 programma’s van diverse jezuïetencolleges, maar ook van andere orden en rederijkerskamers.
- Eén convoluut bevindt zich in het Archief van de Vlaamse jezuïeten, dat bewaard wordt bij KADOC-KU Leuven, met 125 programma’s van diverse jezuïetencolleges, andere orden en rederijkerskamers. De bundel ontstond in het college van Aalst.
- Op basis van de met pen aangebrachte foliëring van programma’s uit de verzameling Goethals-Vercruysse uit het Kortrijkse Rijksarchief kan nog een convoluut worden gereconstrueerd, die vermoedelijk ongeveer 230 programma’s van diverse jezuïetencolleges, rederijkerskamers en augustijnen telde. De bundel werd vermoedelijk in Kortrijk samengesteld.
Ook in het buitenland worden bundels bewaard, waarvan sommigen stukken uit de Provincia Franco-Belgica bevatten. Zo wordt in de Bibliothèque de l’Arsenal te Parijs een bundel met 99 programma’s uit diverse jezuïetencolleges, andere orden en rederijkerskamers bewaard. Ook deze bundel werd vermoedelijk in Kortrijk samengesteld. In het archief van de jezuïeten te Vanves (nabij Parijs) bevindt zich een 17de-eeuws handschrift dat de teksten van 38 verschillende toneelstukken bevat, waarvan er vijf met zekerheid te Gent zijn opgevoerd (Proot, 2008b).
Bronnen en literatuur
- De Sutter, N. (2018). Philosophus Modernus (Antwerp, 1772). A late, anti-Voltairean Jesuit school play. Lias: Journal of Early Modern Intellectual Culture and Its Sources, 45(1), 145 – 201. https://doi.org/10.2143/LIAS.45.1.3285542.
- Proot, G. (2008a). Gebruikssporen in programmaboekjes voor het collegetoneel van de jezuïeten in de Provincia Flandro-Belgica (1575 – 1773). Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis, 15, 71 – 92.
- Proot, G. (2008b). Het schooltoneel van de jezuïeten in de Provincia Flandro-Belgica tijdens het ancien régime (1575 – 1773) [Proefschrift].
- Topstukkendatabank. (z.d.) Bundel toneelprogramma’s met het toneelstuk Athanes.
- Universiteit Antwerpen. (z.d.). Topstukken.