Home Nieuws In gesprek met Rebekka De Backer: viool-boog-bouw…

In gesprek met Rebekka De Backer: viool-boog-bouwster

Het boogbouwambacht is een zelfstandig beroep, dat losstaat van het bouwen van muziekinstrumenten. Dat komt omdat je voor het bouwen van bogen veel andere materialen, gereedschappen en kennis nodig hebt dan voor het bouwen van bijvoorbeeld violen. Er zijn dus weinig vioolbouwers die zich het boogbouwambacht volledig eigen hebben gemaakt. Rebekka De Backer is de jongste boogbouwster in België. In haar atelier bouwt ze bogen voor viool, altviool en cello. Onlangs registreerde ze het boogbouwambacht op www​.immaterieelerfgoed​.be. Jos Tilley van Folkmagazine ging met haar in gesprek.

Rebekka De Backer heeft haar eigen atelier in Sint-Joris-Weert

De grondslag

Sinds mijn vier jaar speel ik al viool. Mijn moeder is voltijds violiste en geeft les in de muziekacademie August De Boeck, afdelingen Asse, Affligem en Ternat. Viool spelen doe ik nu zelf ook nog en zeker tijdens de bouw test ik een boog al spelende uit. Voor hij helemaal af is, vraag ik ook aan professionele muzikanten om hem uit te proberen. Via mijn moeder, collega’s van haar, of goede leerlingen wil ik zo veel mogelijk feedback krijgen. Je eigen gevoel als je speelt is wel interessant, maar ieder heeft zijn eigen manier van spelen, en dat verandert het perspectief. Vandaar dat veelvuldige uittesten.”

De uitgelezen houtsoort

De basisvorm van een boog wordt met de lintzaag uit een volle plank gezaagd en dan met de hand geschaafd. Dat schaven blijf je doen tot de stok ruwe afmetingen heeft en octagonaal/​nagenoeg rond is, waarna hij gebogen wordt in een curve die, samen met de afmetingen, de speelbaarheid van de boog bepaalt en hoe die reageert en klinkt. Ik gebruik voor moderne bogen pernambuco, een klassieke, tropische Braziliaanse houtsoort. Voor barokbogen gebruik ik snakewood. Dat noemt men in het Nederlands letterhout omdat het van nature een bijzondere tekening heeft die wel iets lijkt op letterschrift of slangenhuid. Zo’n houtsoort is uiterst belangrijk. Pernambuco heeft heel geschikte eigenschappen voor het maken van bogen. Opgewarmd over de open vlam van een alcohollampje laat het zich met de vinger vlot buigen, wat je met veel hout niet zomaar kan doen. Het leeft, blijft al bij al vrij stabiel en ook de combinatie van densiteit, flexibiliteit en geluidssnelheid is onevenaarbaar. Nu er een nijpend tekort aan die houtsoort is, wordt er veel aangeplant en geïnvesteerd in Brazilië, maar de bomen moeten wel eerst dertig à veertig jaar groeien en er komen meer en meer reglementeringen rond het aankopen, bewerken en transporteren ervan. Men zoekt naar alternatieven, maar eigenlijk zijn die er niet echt. Ipé hout, een tropisch hardhout uit duurzaamheidsklasse 1, komt allicht nog meest in aanmerking. Voor studenten heb je voor zo’n vijftig euro machinaal gefabriceerde bogen uit carbon met nikkel in plaats van zilver aan slof en hiel, maar die zijn uiteraard van zeer lage kwaliteit. Alleen het hout voor een echte boog legaal aankopen kost immers al snel driehonderd euro, dus dat is niet betaalbaar voor de doorsnee student die vaak stopt op zijn achttien. De bogen van mijn leraar bijvoorbeeld worden verkocht voor 4000 euro en dat is ook min of meer de prijs die je moet krijgen om ervan te kunnen leven. Je klanten zijn dan uiteraard ook professionele muzikanten.”

De stok wordt met de hand geschaafd totdat het nagenoeg rond is © Rebekka De Backer

Weetjes over de strijkstok

Op het puntje van de boog heb je een kopplaatje dat (ongelooflijk maar waar) vaak uit mammoetivoor is vervaardigd. Mammoetivoor bestaat inderdaad nog en mag gebruikt worden omdat het dier toch uitgestorven is, maar soms zijn er problemen aan de grens omdat de douane daar denkt dat het om illegaal olifantenivoor zou kunnen gaan. De slof van de strijkstok — het deel waarmee de muzikant de boog vasthoudt — is puur ebbenhout. Het haar dat op de strijkstok is gespannen, is lang, wit paardenhaar van hengsten. Dat is uit puur praktische redenen. In tegenstelling tot hengsten, plassen merries immers op hun staart, zodat die geler en fragieler wordt. Je kiest natuurlijk ook uit dikker of dunner haar, naargelang de boog voor viool, altviool, cello of contrabas is gemaakt. Aan de slof, waar het meeste grip nodig is voor de muzikanten, gebruik je het dikste uiteinde van het haar. Dat haar komt vaak van paarden die leven in zeer koude klimaten, zoals Siberië, Mongolië of Canada, waardoor het haar van nature dikker is. De meest voorkomende job als je herstellingen doet, is een verharing: het oude haar vervangen door nieuw.

De verschillende graad van luchtvochtigheid tussen diverse gebieden is ook nog iets wat extra aandacht vraagt. Als ik bijvoorbeeld uit Zweden naar België kom, worden de bogen ongeveer anderhalve gram zwaarder, puur door het verschil in vochtigheidsgraad en droogte. Muzikanten en vooral dealers hebben graag een boog van zestig komma nul gram. Alles wat daarvan afwijkt, is doorgaans moeilijker te verkopen. Men moet er dus rekening mee houden dat dat gewicht overal iets verschilt… En een boog ontspan je sowieso na elk speelmoment, anders kan hij bijvoorbeeld naar de zijkant draaien, of in het ergste geval zelfs breken.”

Het haar dat op de strijkstok is gespannen, is lang, wit paardenhaar van hengsten © Rebekka De Backer

Ambachtelijk aan de slag

Er wordt als basis altijd met de hand gewerkt, soms met behulp van een draaibank. Rebekka koos voor een miniatuurversie met alles erop en eraan zodat ze er reizend mee op verplaatsing kan. Ze bewerkt alle materialen zelf: het hout, het zilver, het mammoetivoor, de soms met zilver omwikkelde zijde ter bescherming van het hout van de boog waar je ook mee kan spelen voor het bepalen van de balans. Ook leer gebruikt ze en parelmoer voor een soort versierend oog.

Zoals gezegd gebruikt een boogbouwer veel materialen die problematisch zijn geworden. Parelmoer, dat afkomstig is van schelpen, breekt af als je zweet. Dus moet je het na jaren vervangen. Er is een vrij nieuw, synthetisch alternatief (synthetisch opaal) dat het veel langer houdt, maar waar je gereedschap ontzettend snel bot van wordt tijdens het werk, en natuurlijk vindt niet iedereen het even mooi als echt parelmoer.

Zo wordt er dus gespeeld met alternatieven die niet van natuurlijke oorsprong zijn, maar niet altijd even gemakkelijk te bewerken. Ook het buigen van de stok is een hachelijk klusje omdat die kan barsten als je dat subtiele buigwerk niet genoeg onder de knie hebt, of het hout zelf te veel fouten in zich heeft. Pernambuco groeit getorst of gedraaid, dus het hout gaat vaak alle kanten op: lastig. Er kunnen onder meer takjes in zitten, want je probeert tegenwoordig elk stuk hout te gebruiken, ook al zitten er kleine foutjes in. Dat vraagt allemaal extra handigheid. Zo kreeg Rebekka een opdracht om 113 goedkopere Chinese bogen van een vioolhandelaar te restaureren en optimaliseren. De kop brak er te vaak af omdat het hout in de foute richting was gesneden, en als je de boog opspant, krijg je dan dat effect.

Vioolboog afgewerkt met blauw synthetisch opaal © Rebekka De Backer

Stressen: studiekeuze!

Rebekka volgde in haar humanioratijd Latijn-Grieks aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Vanaf haar zestiende overwoog ze al om een BSO richting te volgen, maar eerst wou ze haar klassieke opleiding toch nog voltooien. Nadien schreef ze zich in aan de Provinciale Technische Scholen, PTS in Boom. De instrumentenbouw is een soort school binnen die school. Ze gebruiken hetzelfde gebouw, maar ILSA, International Lutherie School Antwerp, heeft zijn eigen lokalen en is een wereldje op zich waar je gitaar- en vioolbouw kan volgen. Rebekka had natuurlijk een klik met de wereld van de viool. Je begint dan meteen een viool te bouwen. Na een jaar (een ervaren bouwer doet er een goeie maand over) heb je je eerste viool in handen. Die blijft weliswaar studie-object van de school. Niet elke bouwer is ook muzikant, maar het helpt absoluut. Je begrijpt je instrument en de muziek die er voor werd geschreven veel beter. Zo ben je in de communicatie met de klant helemaal mee in de abstracte en diepgaande commentaar over het gevoel dat die nieuwe boog hen geeft, of eventuele wensen over hoe de boog anders zou moeten reageren.

De boog: o zo belangrijk!

Rebekka maakte vijf violen, een altviool en een cello tijdens haar opleiding. In de zomer na haar tweede jaar ging ze een week boogbouwstage volgen in Cambridge, Engeland, om kennis te maken met die stiel. Toen ze koos voor de vioolbouw besefte ze nog niet dat boogbouw een speciaal ambacht was. Voor het echte werk moet je dan ook bij een specialist zijn. Zijzelf vindt het werk van de rechterhand op een viool zeker zo belangrijk als dat van de linker. De klank wordt immers gevormd door de boog, en alle detailwerk, alle nuances, alles wat de muziek tot muziek maakt, wordt door de rechterhand voortgebracht. De boog is daarbij zo persoonlijk, en idealiter een verlenging van je eigen arm, zodat je het gevoel hebt dat je er alles mee kan doen. De ene boog die een bepaald iemand fantastisch vindt, is daarom nog niet goed voor een ander. Sommigen bezitten bijgevolg zelfs een collectie van een tiental bogen. Die kunnen stuk voor stuk heel anders aanvoelen dankzij hun eigen flexibiliteit, balans, gewicht, reactiesnelheid en klankkleur. Vooral hoe dik en hoe gebogen de curve is, verandert veel in het aanvoelen van de speler, en de structuur van het hout zelf bepaalt deels het timbre. De ene muzikant valt voor die warmere en diepere klank, een andere voor de heldere en directe. Daarom heb je die verschillende bogen nodig. Elk van hen kan iets anders uit een instrument halen. In ieder geval moet de verhouding muzikant, instrument en boog de best mogelijke match zijn!

Rebekka met haar leraar Ulf Johansson 

Op naar Zweden

Op de boogbouwstage in Cambridge voelde ze: dit is het! Het was super, het is nog fijner en gedetailleerder werk, je werkt effectief op een honderdste van een millimeter terwijl het bij vioolbouw zelf eerder over een tiende gaat. Bovendien zijn alle gebruikte materialen ook ongelooflijk boeiend om mee te werken.

Na haar Advanced’ stage in Cambridge, wou ze een echte, langduriger werkstage gaan volgen. Gedurende een half jaar heeft ze half Europa afgebeld en alle boogbouwers op internet gecontacteerd om een geschikte plaats te vinden. Eerst probeerde ze via mail, maar niet iedereen reageert, dus belde ze maar. Uiteindelijk antwoordde de Zweedse topbouwer Ulf Johansson: Kom maar af, breng je hondjes mee, ik heb een caravan, je bent welkom voor twee weken om te beginnen!” Ulf is een fijn en zachtaardig mens en een heel goeie leerkracht. Er zijn weinig boogbouwers, laat staan vrouwelijke. Het is echt een mannenwereld. Dat je een meisje bent maakt het bovendien niet makkelijk omdat de opleiding zo persoonlijk is, één leermeester tegenover één leerling. Tijdens die boogbouwstage heeft Rebekka uiteindelijk twee en een half jaar elke dag bij hem lerend en werkend in het atelier doorgebracht. Als dat niet persoonlijk klikt, lukt zoiets niet.

Want nee, er zijn geen scholen voor. Je zoekt dus iemand die dit voor jou wil doen, die de tijd heeft of het wil maken. Hij heeft twee werkbanken nodig en het moet financieel haalbaar zijn. Er kruipt immers veel tijd in het leerproces. Ulf Johansson zag dat zitten, en een paar maanden later liet Rebekka zich als handwerkleerling inschrijven in een Zweedse school (Hantverkslärling (Yrkeshögskolan”/hoger beroepsonderwijs)) die koppels begeleidt voor ambachten waar geen scholen voor bestaan. Onvoorstelbaar hier in Vlaanderen, maar ginder zijn er een tachtigtal mogelijkheden zoals voor juwelier, boogmaker, zwaardsmeder of allerlei ongewone ambachten waar een mens niet meteen aan denkt. Die stage van twee en een half jaar duurt effectief ongeveer honderd weken. Door deze opleiding waren ook in coronatijd een verblijfsvergunning en grenscontroles geen probleem gezien er een kader voor was. Ulf zelf kreeg een kleine financiële steun van een honderdtal euro per week, wat eigenlijk niks is. Die honderd weken zijn nu gedaan en Rebekka De Backer is officieel de jongste zelfstandige Belgische Bouwer van Strijkstokken!

Bij Ulf in Harlösa

Leraar Ulf Johansson woont in Harlösa, drie kwartier rijden vanuit Malmö. Rebekka moest soms over en weer naar of vanuit haar thuisbasis in België, 1200 km op één dag in de wagen. Ulf heeft daar in het zuiden van Zweden een boerderij waar zij mocht wonen in een tweedehands caravan. Niet te groot, goed geïsoleerd, met vloerverwarming — en haar vier hondjes waarmee ze aan agility (behendigheidsport voor hond én baasje) doet, mochten er bij zijn!

Het kan niet anders of ze heeft van Zweden leren houden: die natuur! Rebekka zou stante pede verhuizen mocht ze familie en vrienden zomaar naar daar kunnen kopiëren. Huizen op het platteland zijn er betaalbaar, vergeleken met hier. Het trok haar kortom allemaal erg aan, en ook qua taal ging het vlotjes, want ze spreken goed Engels en Rebekka verstaat Zweeds nu zo goed als helemaal, al is het praten minder. Ulf is ondertussen een half familielid geworden, en zijzelf, die er echt gewoon mee leefde en werkte, is als het ware een tweede dochter naast Freja (18 jaar), met wie het ook goed klikte.

In totaal heeft Rebekka zo’n drie jaar in Harlösa gewoond. Alles heeft ze daar geleerd: een meer dan solide basis. In het begin toonde Ulf haar de stappen, zij keek en deed na en maakte haar eigen boog. Na een paar maanden, als compensatie, werkte zij op vrijdagen voor Ulf. Dat ging in het begin om dingen waar je niets mis kan aan doen, en nadien om kleine onderdelen die zij voor hem kon maken. Ze maakte zelfs twee bogen met het stempel van het atelier die hij dan kon verkopen: een kleine compensatie! Het was ook uitzonderlijk dat hij zei: De bogen die jij zelf maakt, blijven jouw bogen!” Anders was het financieel nu eenmaal niet haalbaar geweest. Materiaal aankopen gaat al over tienduizenden euro’s, en om gewoonweg hout te kopen verkocht Rebekka toen haar boogjes voor 500 euro zodat ze haar materiaalkost terug had en voor het volgende werkstuk kon gaan. Ulf begeleidt haar nu verder online. Op papier is de samenwerking gedaan, en zij is nu helemaal klaar om zich hier te settelen.

Certificaat van een boog gemaakt door Rebekka

Welkom bij collega's

Ondertussen heeft Rebekka een vijfentwintigtal bogen gemaakt — Ulf zowat 700. Van elke boog maakt zij foto’s en beschrijvingen als archiefmateriaal. Zo noteert ze bijvoorbeeld naar welk model de boog is gebouwd, de materialen die zijn gebruikt (houtsoort, origine, densiteit, geluidssnelheid …), bepaalde afmetingen van de stok en slof, het gewicht van alle verschillende deeltjes, het balanspunt en de muzikant bij wie de boog uiteindelijk terechtkomt. Rebekka begon met het maken van deze beschrijvingen omdat het handig is wanneer ze later opnieuw in gesprek is met de muzikant die de boog heeft. Daarnaast komen er soms muzikanten die via via een bepaalde boog van haar geprobeerd hebben en er graag ook een willen bestellen. Dan heeft ze al een beter idee van wat die muzikant zoekt in een boog en hoe ze een gelijkaardige kan proberen maken.
Voor grenscontroles is het ook best dat alle materialen specifiek vermeld staan. Geregeld wordt er ook met bijbedoelingen fout gebrandmerkt: de stok is niet van die bekende bouwer, maar toch zet men die stempel erop. Certificaten helpen daartegen. Dat brandmerk komt helemaal op het einde, dus je moet je merk van de eerste keer raak branden, anders is het zonde.

In België zijn er tussen de vijf en tien boogmakers. Naast Maison Bernard, een groot atelier in Brussel, zijn er nog enkele zelfstandige bouwers die leven van nieuwbouw en/​of reparaties. Sinds Rebekka terug in het land is, heeft ze contact met enkele collega’s. Soms wordt er een deal gemaakt van een leraar uit, uit angst voor concurrentie in een kleine wereld: als je uit de leer gaat moet je minstens vijftig kilometer van mij verwijderd gaan wonen. Maar ze heeft ondertussen al fijne mensen leren kennen bij wie ze weet dat ze welkom is.

Nieuwbouw of herstelling?

Rebekka werkt in opdracht aan herstellingen en tussendoor doet ze aan nieuwbouw: je maakt waar je zin in hebt. Ze herhaalt nu eerst wat ze vroeger al heeft gedaan, maar uiteindelijk kom je uit bij jouw bepaald model en blijf je daarbij. Je kan het dan nog ontwikkelen in de loop der jaren. Ulf bijvoorbeeld maakt telkens iets anders, hij vindt het te boeiend om bij één model te blijven. De versiering anders maken is leuk, enkele afmetingen wijzigen, allerlei stijlen en kenmerken uitproberen die samen de speelbaarheid bepalen. Uiteindelijk blijft het ruwweg een boog met zus en zulke onderdelen, maar je kan daar heel veel mee variëren, en bijna alles wat je verandert heeft impact. Dat geeft een goed gevoel omdat je een door muzikanten geliefde boog kan maken die er ook nog goed uitziet en zeer veel muzikale acrobatieën mogelijk maakt.

In Boom was zij de enige die voor boogbouw ging. Er zijn nochtans in verhouding te veel vioolbouwers en te weinig boogbouwers, dus ze heeft effectief genoeg werk. Haar medeleerlingen voor viool hebben het lastiger en zijzelf kent gelukkig veel violisten die haar contacteren bij problemen. De oude bogen worden ook altijd meer waard, net zoals instrumenten, en er wordt steeds meer geëxperimenteerd met nieuwe technieken voor restauraties. Men doet nu al wat mogelijk is om alles aan een oude boog te behouden, wat voor meer herstellingsopdrachten zorgt.

Herstelling van een omwinding © Rebekka De Backer

Vocatio: inderdaad een roeping!

Onlangs kreeg Rebekka van Vocatio een beurs voor jonge mensen tussen twintig en dertig die een unieke roeping hebben maar niet het geld ervoor. Zij hoort bij de ambachten en kon dankzij de 10.000 euro onder andere haar atelier beter inrichten en een voorraad kwaliteitsvol hout voor de komende jaren kopen, een noodzakelijke mini-investering. Dan is er nog extra gereedschap dat op maat moet worden gemaakt.

Iets waar je op je achttien niet zo veel bij stil staat, is dat je ervan moet kunnen leven. Ze brengt haar dagen nu door zoals ze die liefst wil doorbrengen, maar geld binnenbrengen en administratie en papierwerk — daar steekt ook veel tijd in. Je moet zelf zoveel verschillende rollen spelen voor alles in orde is! Ze is heel blij met haar keuze, maar je kijkt er anders naar dan wanneer je 18 bent. Zo spreekt ze soms met een vroegere klasgenoot die vroeger ook gepassioneerd muzikant was, maar nu in IT zit. Hij werd als het ware van de schoolbanken geplukt en als hij die ene job niet leuk vindt, gaat hij gewoon ergens anders werken. Die keuzeluxe en een vast maandloon heeft Rebekka niet. Maar ze blijft wel met haar passies bezig en heeft van haar twee hobby’s haar werk gemaakt. Naast de boogbouw is er immers het lesgeven in agility voor honden en hun baasjes. Zelf won ze in die hobby al verschillende grotere prijzen met haar geliefde hondjes en van april tot september geeft ze tussen de tien en de vijftien uur les daarin. Boogbouw domineert duidelijk in de winter. Als voorlopige kers op de taart was er in mei haar eerste tentoonstelling in Flagey, in het kader van de Koningin Elizabethwedstrijd voor cello. Daar waren een vijftigtal boog- en vioolbouwers uit de hele wereld aanwezig, luthiers en archetiers, zeg maar. Het Nederlandse woord boogbouwer vindt ze dubieus: een boog is ook een wapen. Strijkstokkenbouwer kan je ook zeggen, maar dat is niet zo’n mooi woord. Vioolboogbouwster dan maar? Niet slecht als eretitel, zou ik zeggen!

Rebekka De Backer in haar atelier © Jos Tilley

Wie info allerhande wil, kan terecht op rebekkadebacker​.be. Daar vind je alle links naar sociale media. Die website heeft ze zelf ontworpen toen ze in haar hand had gesneden en een paar dagen niet kon werken. Ze kijkt naar haar handen en zegt: Ja, die zijn goud waard. Toffe maar gevaarlijkere sporten, ski en zo: als ik daar iets voor heb, kan ik het wel vergeten…”

Tekst gebaseerd op In gesprek met Rebekka De Backer: viool-boog-bouwster! in Folkmagazine door Jos Tilley

Ook interessant

21 mrt. 2024

Topstuk in de kijker: Judith ende Holifernes

In 1577 schreef de Roeselaarse rederijker Robert Lawet een toneelspel over Judith en Holifernes, een geliefd thema in de dramatiek. In 2014 werd het …
Lees meer
20 feb. 2024

Topstuk in de kijker: Grisildis gedicht en liederen

In 1517-1518 verzamelde Antonius Ghijselers 25 van zijn gedichten en liederen in een handschrift. Dat werd in 2007 erkend als Vlaams topstuk.
Lees meer
08 feb. 2024

De unieke muziekcollectie van de Openbare bibliotheek van Kortrijk

Vinyl en cd’s: de Bib Kortrijk bewaart ze allemaal.
Lees meer
25 jan. 2024

Topstuk in de kijker: ’t Dor wert groeyende

Hubert Meeus en Timothy De Paepe vertellen over ‘t Dor wert groeyende, een verzamelhandschrift van de Lierse rederijkerskamer De Groeiende Boom.
Lees meer