Van ontwerp tot kostuum – In gesprek met Theatrale Elvira
Kostuums maken een belangrijk deel uit van podiumvoorstellingen. Het ontwerpen en maken van die kostuums wordt gedaan in ateliers, zoals Theatrale Elvira in Tessenderlo. We gingen in gesprek met Elvira Van Bavinckhove over haar passie voor kostuumontwerp en hoe ze te werk gaat in haar atelier.
Wat is jouw persoonlijke achtergrond in het maken van kostuums?
“Ik ben heel jong begonnen met het maken van kledij. In mijn familie zijn er verschillende mensen die begaan zijn met kunst en muziek, en vrouwen die trouwkledij en dergelijke maken. Ook mijn moeder was heel creatief en maakte voor ons bijvoorbeeld kostuums van filmfiguren voor carnaval. Mijn vader maakt creatieve constructies voor kostuums. Het zit dus in de genen. Als kind was ik veel aan het tekenen, schilderen en knutselen vanuit mijn eigen sprookjeswereld. Op mijn acht, negen jaar kreeg ik mijn eerste naaimachine. Toen begon ik al met kostuums maken uit oude lakens.
Op school had ik leerproblemen, maar ik vond mijn gading bij snit en naad. In het zesde jaar maakte ik voor de modeshow op school historische kostuums geïnspireerd op de film Farinelli. Daarna deed ik twee specialisatiejaren aan Sint-Maria in Borgerhout, waar ik onder andere hoeden leerde maken. In het tweede jaar moest ik mijn eigen collectie maken. Die baseerde ik op engelen, geïnspireerd door symfonische heavy metal, gotiek en romantiek. Om die collectie te presenteren, maakte ik een houten theatertje, waarvan ik de panelen beschilderde om mijn verhaal te vertellen. Ze raadden me toen aan om kostuumontwerp te gaan studeren aan de Antwerpse Academie. Tot dan toe dacht ik dat er enkel een modeopleiding aan de Academie was, maar kostuumontwerp inspireerde mij meer. Ik ben ingangsexamen gaan doen en studeerde twee jaar aan de Academie. Tijdens die opleiding deed ik stage bij Music Hall en zo kwam ik ook bij een atelier terecht dat voor hen werkte. Mijn eerste job was bij Costhea in Brussel en zo ben ik van het ene in het andere gerold. Het was een parcours dat niet altijd even makkelijk was. Maar ik heb mezelf wel leren kennen en ik voelde dat die creativiteit en fantasie altijd een hoofdrol speelde in mijn leven.”

Hoe ben je met jouw eigen atelier gestart en welke uitdagingen kom je tegen?
“Ik ben naast mijn job altijd zelf blijven ontwerpen en regisseurs hebben mij in de loop van mijn jonge jaren opgemerkt. Zo nam regisseur Jos Dom me onder zijn vleugels na mijn eerste musical Peter Pan, omdat hij zag dat ik er heel hard voor werkte. Verschillende regisseurs vroegen me om voor hun producties te ontwerpen. Op den duur was ik zo veel aan het werken, ook ‘s nachts, dat ik bijna niet meer sliep. Toen heb ik besloten dat ik niet alleen kon blijven werken en ben ik naar een school gegaan om stagiaires aan te werven. Met sommigen van hen klikte het goed en dan kwamen ze een tijdje voor mij werken via een interimcontract. Mijn atelier is blijven groeien, maar dat was niet zonder ups en downs. Zo zijn er veel mensen die goedkope kostuums laten produceren in Aziatische landen. En sinds kort krijg ik regelmatig schetsen die door AI gemaakt worden. Gelukkig hebben wij het voordeel dat we gevoelsmatig werken, dat we unieke kostuums kunnen maken die bijvoorbeeld transformaties doorgaan en dat we ook diensten aanbieden, zoals transport, kostuumpassen en retouches. Door onzekerheid kon ik mijn medewerkers jammer genoeg niet altijd vooruitzichten bieden, maar doorheen de tijd is daar meer stabiliteit in gekomen en nu heb ik met drie vaste medewerkers.”
Welke kostuums maken jullie en hetwelk is je het meest bijgebleven?
“Welke kostuums we maken, is heel veelzijdig. We maken kostuums voor showbizz, (variété- en muziek-)theater, evenementen, pretparken … Voor stoeten en processies werken we vaak met een combinatie van kostuums die we huren en maken. We ontwerpen nieuwe kostuums, maar maken ook historische kostuums waarvoor we kledij uit het verleden namaken.
Het kostuum dat me het meeste is bijgebleven, is mijn allereerste kostuum dat op het podium gebruikt is. Die maakte ik in 2006 bij Music Hall. Voor Amadeus mochten we de kostuums gebruiken van de gelijknamige film, die in Tsjechië gefilmd was. Toen de kostuums aankwamen, bleek echter dat die van Papegeno en Papagena niet mooi en versleten waren. Ze vroegen toen aan mij of ik nieuwe kostuums wilde maken. Daarvoor had ik slechts twee dagen tijd. Ik herinner me nog dat ik de hele nacht heb gewerkt bij mijn ouders thuis, aan een oude tafel voor het raam. Ik was heel fier dat mijn kostuums op het podium mochten verschijnen, samen met bekende acteurs en operazangers. Ik werd toen niet betaald om die kostuums te maken, maar ik mocht ze wel meenemen naar huis. Ze hebben nog lang op een paspop in mijn atelier gestaan, maar nu heb ik ze veilig opgeborgen om ze te beschermen tegen onder andere stof.”
Hoe ga je te werk in jouw atelier?
“Doorheen de jaren heb ik mijn eigen workflow uitgewerkt. Ontwerpen doe ik meestal na de openingsuren van het atelier. Daarbij laat ik me door verschillende invloeden inspireren. Voor het ontwerpen van kostuums voor burlesk ben ik bijvoorbeeld naar de Moulin Rouge in Nederland gegaan. Vervolgens moet je daar je eigen ding mee doen. Ik ben geen fan van copy-paste en blijf altijd trouw aan mijn eigen stijl.
De ontwerpen neem ik dan mee naar het atelier waar ik de naaipatronen teken en in pakketten knip. Daarna geef ik de pakketten aan mijn medewerkers en leg hen uit hoe ik wil dat de kostuums gemaakt worden. Ze komen dan regelmatig met vragen, bijvoorbeeld hoe ik de afwerking wil. Die afwerking is heel belangrijk, zeker wanneer kostuums in openlucht gebruikt worden, want dan zie je alle fouten. In theaters is het minder erg dat een naad bijvoorbeeld minder goed zit, want door de belichting zie je minder details. Maar draadjes mag je nooit laten hangen, want die vangen heel veel licht.”

Je werkt regelmatig met studenten. Is jouw atelier ook een manier om kennis door te geven?
“Ja, ik vind het belangrijk om mijn medewerkers en studenten mee te nemen in mijn parcours, al is het niet altijd makkelijk om kennis door te geven. Sommige dingen, zoals ontwerpen en patronen maken, doe ik heel erg vanuit het gevoel. Ik kan moeilijk uitleggen hoe ik dat precies doe. Daarnaast moeten we vaak op korte tijd presteren, waardoor er weinig tijd overblijft om kennis door te geven. Maar ik wil mijn medewerkers in de toekomst zeker nog de kans geven om zelf een project van het begin tot het einde uit te werken.
Samenwerken met jonge mensen zorgt er ook voor dat ik zelf kan evolueren. Ik merk dat zij andere interesses en inspiratie hebben. Ze volgen trends op TikTok en andere platforms waar ik verder van afsta. Ik vraag daarom regelmatig naar hun mening en laat ze mee kleuren en stoffen kiezen. Ik wil zeker niet vastgeroest geraken, want ik denk dat dat een doodsteek is voor ateliers als die van ons.”
Hoe hou je bij welke kostuums je al gemaakt hebt?
“Ik heb per productie een schetsboek met ontwerpen en die hou ik allemaal bij. Patronen bewaar ik niet, want die zijn zo op maat van een ontwerp, dat je ze achteraf niet opnieuw kan gebruiken. En ik moet zo veel patronen maken, dat het onmogelijk is om die allemaal te stockeren. Alleen voor terugkerende projecten, zoals voor de parades van Plopsaland of voor de Heilig Bloedprocessie, hou ik patronen bij.
Ik heb ook het plan gehad om van elk afgewerkt kostuum een foto te maken, maar dat is niet zo evident. Vaak komt de klant het kostuum rap ophalen en dan is het weg voordat je een foto kon maken. Ik vraag wel altijd aan de klanten om een foto van de voorstelling of het evenement door te sturen.”
Ook interessant

Doe mee met #OokDitIsDans op Dag van de Dans

Atemporal: een cross-over tussen hedendaagse dans en Chopi-muziek

Open Call Dansstroom: Amateurdansers duiken in repertoire
