“Vinyl heeft de muziekindustrie een nieuw elan gegeven" – Felix Huybrechts van Starman Records
Felix Huybrechts is de man achter Starman Records. Een label met een hart voor het Belgisch muzikaal rockerfgoed. Het label maakte naam met de reeks Belgian Vaults waarop minder bekende en vaak zeldzame parels uit de jaren 60 en 70 verzameld zijn. “Er was immers meer dan The Pebbles of Ferre Grignard”, weet Felix Huybrechts. Intussen heeft Starman Records een back catalogue van ruim 50 items, met onder andere heruitgaven van Ferre Grignard, Derroll Adams, Freckleface, Tjens Couter (beide waren bands van Arno), Roland, Kloot Per W, Lavvi Ebbel, en met nieuwe uitgaven van artiesten als Mauro, Elisa Waut, Stef Kamil Carlens.
Met zijn label geeft Huybrechts de muziekliefhebber de kans om werk van deze artiesten te (her)ontdekken. En profileert hij zich als schattenjager par exellence van de Belgische pop en rock. Bovendien blijft hij trouw aan het medium uit de hoogdagen van de platenindustrie: vinyl, al zijn veel van zijn releases ook op cd of als download verkrijgbaar.
Als we over de muziekindustrie spreken, denken we vaak aan een multinationale miljoenenbusiness. Is er ook plaats voor jouw bijna ambachtelijke aanpak?
“Ik richt me op een niche. En dan is het wel mogelijk. Al liggen de goede tijden al enkele decennia achter ons. De muziekindustrie is enorm veranderd; de tijd van het grote geld is voorbij, ook voor de grote spelers. De winstmarges waarmee tegenwoordig gewerkt wordt, zijn uiterst miniem. Daarom geef ik niet uit voor de grote massa. Mijn doelpubliek zijn de muziekfans. Als je al die singels op Belgian Vaults zelf moet zoeken en aankopen, ben je heel veel tijd en geld kwijt. De bands en de nummers op die reeks zijn niet altijd zo bekend, maar echte muziekliefhebbers willen ook graag iets ontdekken.
En ik breng ook nieuwe dingen uit: ik werk graag met creatieve mensen zoals Mauro, Stef Kamil Carlens, Marcel Vanthilt. Maar een jonge groep vanuit het niets lanceren met het hele marketingcircus erbij is een pak moeilijker voor mijn label. Want dat kost handenvol geld zonder enige garantie op return of investment. Zelfs de grote spelers kunnen dit nog nauwelijks bolwerken.”
Je keuze voor vinyl als drager mikt eveneens op de muziekfan.
“Vinyl heeft opnieuw een elan gegeven aan de muziekindustrie, hoewel dat cijfermatig heel klein blijft. In België overstijgt dit niet de 3 of 4 %. Maar het bereikt wel mensen die willen investeren in het fysiek bezitten van een geluidsdrager. Wat van een groot deel van de muziekluisteraars niet gezegd kan worden. Die vinden tegenwoordig overal hun gading: via de radio, streaming of gedownload.
Eigenlijk zou ik alles op zowel cd als vinyl willen uitgeven afhankelijk van genre en artiest. Maar dat is financieel een moeilijke keuze. De productie van vinyl is wat kostelijker en duurt langer (2 à 3 maanden) maar de verkoopsmarges zijn nog gezonder dan die van een cd. Die is dan weer sneller in productie, kost minder, maar de marges zijn kleiner. Dat komt zowat op hetzelfde neer. Een bijkomend probleem is de distributie: er zijn winkels die alleen vinyl verkopen en winkels die (bijna) geen vinyl aanbieden. Daarom probeer ik van te voren in te schatten welke drager het beste zou verkopen. Bij sommige uitgaves voorzie ik zelfs een downloadcode. Want platen- of cd-winkels zijn er jammer genoeg steeds minder.”
Hoe vind je de nummers voor je Belgian Vaults-reeks?
“Ik heb een longlist van nummers die ik graag zou uitgeven. Interessant daaraan is dat die nummers vaak B‑kantjes zijn. Op de B‑kant mocht de groep zijn zin doen. Terwijl de A‑kant gedicteerd werd door de manager: het was een visitekaartje om optredens te krijgen. Vaak volgde dat nummer de mode van het moment: ten tijde van de Beatlemania moest dat iets zijn in de trant van de Beatles, toen de twist populair was, moest dat een twist zijn enz. De A‑kanten klinken daardoor gedateerd en zijn doorgaans minder interessant. Terwijl die groepen echt wel meer te bieden hadden; die luisterden vaak naar de beste bands uit Groot-Brittannië of de Verenigde Staten en dat kwam tot uiting in de nummers op de B‑kanten.
De opnamekwaliteit laat in die tijden wel wat te wensen over. De muziekindustrie stond in België nog in de kinderschoenen. Hoe men een versterkte band moest opnemen, wist men niet goed. Men was Vlaamse liederen gewoon, orkesten, maar geen rock ’n roll. Bijgevolg hoor je veel nummers die niet goed opgenomen zijn: er zijn platen waarbij je zelfs niet hoort welke taal ze zingen. Maar er zitten ook pareltjes tussen. Die komen dan op Belgian Vaults terecht.”
Voel je je de archivaris/archeoloog van de Belgische muziek? Iemand die altijd verder en verder gaat zoeken? En komt dat ook tot uiting in een eigen collectie?
“Ik heb veel respect voor het culturele verleden, of dit nu films of gebouwen of boeken zijn. Vroeger verzamelde ik ook: op mijn 18de kocht ik alles van David Bowie. Maar op den duur betaal je veel geld voor hoesjes, of voor andere matrixnummers, … Want de muziek heb je al. Waarom 1000 Bef betalen voor een Spaanse persing van een nummer dat je eigenlijk al tig keer hebt? Voor mij primeert nu de muziek. Veel van de singels die ik samenbreng op Belgian Vaults kosten 4 à 500 euro per stuk. Dat maakt het veel interessanter voor de muziekliefhebbers om die reeks te kopen. Mijn selectiecriterium is niet de collectiewaarde maar altijd de muziek zelf: ik probeer platen samen te stellen die je zou opzetten voor je plezier, niet alleen highly collectable zaken die onbeluisterbaar of gedateerd zijn.”
Welke bronnen gebruik je bij je speurtocht?
“Ik werk veel samen met het Muziekarchief: zij hebben de meest uitgebreide collectie muziekopnames in en van Vlaanderen. En op internet vind je ook wel wat; er zijn een aantal sites met artikels over de geschiedenis van de Belgische rock. Een andere bron zijn de collectioneurs zelf.
Voor overzichtswerken van Belgische rock is er het boek van Gust De Coster en Geert De Bruycker, Wit-lof from Belgium (1990), of The Collector’s Files (1995) van Bob Driege en recenter Belpop (2011) van Jan Delvaux. Voorts zijn er de internationale sites als Discogs, GEMM of Rate Your Music. Uiteindelijk is het geheel van de Belgische rockplaten uit die jaren nog redelijk overzichtelijk; we spreken over een paar honderd uitgaven.”
Als je dan je lijst met mogelijke nummers voor de plaat hebt samengesteld, hoe ga je dan te werk. Remaster je de originele tapes?
“Voor de heruitgave van Who Cares van Tjens Couter (een van de groepen van Arno) is er gebruikgemaakt van vinyl-edities en van de cd-uitgave. Idealiter zou men van de tape moeten remasteren, maar dat kan je niet maken met de verkoopcijfers in België. Je zou al twee of drie dagen studio moeten boeken en dat is te duur.
Daarom masteren we van vinyl. Bovendien zijn de originele tapes veelal niet meer te vinden en als ze nog ergens bewaard worden, zijn ze versleten. Als ze slecht bewaard worden zijn tapes zijn zeer fragiel, ze kleven aan elkaar of de magneetlaag is verpulverd en dan krijg je een hele doffe sound. Een goede vinylkopie klinkt in dat geval veel beter dan de tape. Tapes op een goede manier conserveren is in België bijna niet gebeurd. In Engeland wel; daar heeft men zich sneller gerealiseerd dat men de tapes van The Beatles, The Kinks en The Rolling Stones goed moest bewaren. Hier was dat niet het geval. Van Ferre Grignard – die toch wat bekendheid had – heb ik geen enkele tape gevonden en ik meen dat er bijna niets meer bestaat. Tapes werden vroeger vaak gehuurd. Nadat een liedje was opgenomen en werd de tape hergebruikt voor een ander nummer.”
Kan je door je speurwerk bepaalde muziekscènes in kaart brengen?
“Gent was volgens mij de belangrijkste muziekstad in de jaren 60 (zie ook de publicatie hierover: 9000 toeren) gevolgd door Brussel en Antwerpen. Brussel had een scène, met groepen als Les Ombres – een hele goede band. Om internationaal door te breken veranderden ze hun naam in The Klan en dat was een misser van formaat. Want die naam verwijst ongewild maar duidelijk naar de Ku Klux Klan. Die waren in die tijd zeer controversieel door de burgerbeweging voor gelijke rechten en de rassenrellen in de Verenigde Staten.
Maar de pop- en rockscène was niet beperkt tot de steden: elke gemeente had één of meer zalen waar een groepje live konden optreden. Er waren bands die vier à vijf keer per week optraden, het hele jaar door! De jukebox had afgedaan en men wilde livemuziek. Het repertoire van die groepen was driekwart covers en een deel eigen nummers – zo waren The Beatles indertijd ook begonnen. En als er grote buitenlandse bands in België op tournee waren, kregen lokale groepen de kans om in hun voorprogramma te spelen. Dat zou nu niet meer mogelijk zijn.”