Home Thema's Gebruik en hergebruik van scenografisch erfgoed

Gebruik en hergebruik van scenografisch erfgoed

Na de Eerste Wereldoorlog komt het besef dat erfgoed iets kwetsbaar is dat zomaar verloren kan gaan van de ene op de andere dag. Hoewel die blik verandert na de tweede wereldoorlog met een vooruitgangsoptimisme, sluimert die conservatieve reflex vandaag nog door in het erfgoedlandschap. De focus ligt vaak nog sterk op het behoud en de bescherming van erfgoed, wat lijdt tot een beklemmende focus op erfgoed. Erfgoed is volgens Willem Frijhoff, een Nederlands historicus, echter iets wat uit het verleden wordt aangeraakt met de opdracht om er iets mee te doen en nadien door te geven aan de volgende generaties. Kortom, erfgoed dient dynamisch te zijn en gebruikt te worden. Wat houdt dit in voor het scenografisch erfgoed? Hoe kan scenografisch erfgoed een actieve rol spelen in een maatschappij die voortdurend verandert?

© Stad Gent

Bron van inspiratie

Eerst en vooral kan scenografisch erfgoed voor het heden dienen als inspiratie- en leermiddel. Een voorbeeld hiervoor komt van Nick Hunt. Vanuit zijn achtergrond als professor lichtontwerp aan de hogeschool Rose Bruford bespreekt hij het werk van Frederick Bentham. Bentham hield zich tussen de jaren 30 en 70 van de vorige eeuw bezig met podiumbelichting. Tijdens die periode werkte Bentham een Light Console uit. Dit was een bedieningsapparaat dat ervoor zorgde dat alle lichten vanuit één operator bediend konden worden. Hunt werkte een hedendaagse variant uit, met als doel voorstellingen live van een veranderende belichting te voorzien. Tijdens zijn onderzoek realiseerde Hunt zich enerzijds dat historische objecten gebruikt dienen te worden om een volledig en juist begrip van ze te krijgen. Anderzijds kwam hij tot de conclusie dat theatrale artefacten ook veel vertellen over hoe een voorstelling er op dat punt in de tijd uit zou moeten zien. De Light Console vertelt immers hoe Bentham dacht over theater.

Nieuw leven voor het oude nastreven

In België neemt de Schouwburg van Kortrijk een voortrekkersrol. De Schouwburg heeft een grote collectie decordoeken van Albert Dubosq. De Schouwburg probeert de decorstukken hedendaagse invullingen te geven. De decors werden hergebruikt in onder meer de voorstelling Artaserse van het conservatorium Antwerpen, de voorstelling A night in Venice van het Kortrijks lyrisch toneel en vormden de achtergrond bij de Vlaamse cultuurprijzen. In 2021 werd het werk van Dubosq zelfs betrokken bij de tweede triënnale van Kortrijk. Het doek Forêt Asiatique was te bezichtigen in de Kortrijkse Schouwburg. Het doek werd samen met Forêt Oceanique vertoond, een hedendaagse installatie van Sarah Westphal. Het doek is een reflectie op het historische decor van Dubosq. Een decor uit het heden gaat op die manier in dialoog met het verleden en toont daarmee aan wat er in die tussenjaren veranderd is in ons denken. Na Westphal werd besloten om het doek te restaureren. Omdat dit echter een werk van lange adem is, werd er een replica gemaakt van Fôret Asiatique. De replica maakte deel uit van de voorstelling Exotica van de Chileense Amanda Pina en Infini 1 – 19 van Jozef Wouters. Laatstgenoemde reisde zelfs doorheen heel Europa en bracht zo het creatieve oog van Dubosq postuum naar internationale podia.

Showtex, een Belgisch stoffenbedrijf met wereldwijde filialen, probeert het erfgoed ook nieuw leven in te blazen. In 2001 neemt de firma namelijk W.Beyne & Zonen over, dat zich bezighield met decors te schilderen. Showtex nam alle doeken over, die iedereen kan huren. De huurders geven de doeken een nieuwe invulling, waardoor het erfgoed herademt en herleeft. De doeken zijn bijvoorbeeld al gebruikt voor een fotoshoot van The Jacksons en een videoclip van K3.

Op internationaal vlak komt het onderwerp van scenografisch erfgoed regelmatig aan bod tijdens de Prague Quadrennial of Performance Design and Space. Dit is een evenement dat om de vier jaar georganiseerd wordt. Twee weken lang staat Praag in het teken van de diverse uitingen van performances en scenografieën. Tijdens de editie van 2011 kwam bijvoorbeeld het project Play Bauhaus van Torsten Blume aan bod. Het project wil de concepten van Bauhaus gebruiken als inspiratie voor hedendaagse praktijken. Play Bauhaus gebruikte de Bauhauszaal in Dessau (Duitsland) als startpunt. Het baseert zich eveneens op een Bauhausworkshop die Oskar Schlemmer gaf tussen 1923 en 1929. Het eindresultaat is een interactieve installatie van het Bauhauspodium in Dessau. Hiermee wil het project het podium een hedendaagse invalshoek geven.

Duurzaam decor

Het hergebruiken van decors heeft voorts een ecologische component. Doorgaans worden de meeste decorstukken slechts gebruikt wanneer de voorstelling loopt. Na afloop van het theaterseizoen belandden ze op vergeten plekken of op de vuilnishoop. Ecoscenografie maakt de laatste tijd echter zijn opmars in het theaterwezen. Ecoscenografie belicht de duurzaamheid van scenografische producties en hun relatie tot het ecosysteem. Het doel is om recycleerbare en/​of bioafbreekbare voorstellingen te maken. Deze vernieuwde focus op het recycleren van materialen zou mogelijks een impact hebben op het scenografisch erfgoed.

Tenslotte werkte CEMPER in 2014 mee aan een conferentie getiteld Wood and Canvas (and rabbit glue). De centrale vraag van de conferentie was: Welke ideeën en methodologieën zijn er om oude, houten theatermachinerieën te hergebruiken in hedendaagse theaterproducties?”. Hoewel de focus tijdens deze conferentie dus grotendeels lag op het podiumtechnisch erfgoed, heeft het eveneens een gevolg voor het scenografisch erfgoed.

Tentoonstellingen

Met tijd en stond organiseren cultuurinstellingen tentoonstellingen rond scenografisch erfgoed. Hieronder vind je een korte greep uit al deze tentoonstellingen, al gaat het louter om een eerste introductie. 

In 2011 vierde de stad Gent het Maeterlinckjaar. Maurice Maeterlinck had namelijk honderd jaar ervoor de Nobelprijs voor de literatuur gewonnen. Het Stadsarchief van Gent, het stadstheater NT Gent en enkele andere actoren maakten voor deze gelegenheid een tentoonstelling in de Sint-Pietersabdij. De tentoonstelling heette lOiseau Blue, naar Maeterlincks gelijknamige toneelstuk uit 1905. De tentoonstelling sprong er voornamelijk op vormelijk vlak uit. Als bezoeker wandelde je door levensgrote decors die gebaseerd waren op decorontwerpen van de eerste opvoeringen. De tentoonstelling had eveneens een educatief gehalte naast diens sterke visuele gehalte. Enkele zalen gaven namelijk een overzicht van Maeterlincks carrière en levensloop.

Tijdens het Theaterfestival in 1992 organiseerde De Singel een tentoonstelling genaamd René Moulaert: Een vergeten vormgever. De expo belichtte het werk van de scenograaf René Moulaert en de Belgische Avant-Garde tussen 1920 en 1930. Het is niet geheel onverwacht dat De Singel hier een tentoonstelling aan wijdde. Vier jaar eerder was een decorstuk van Charles Vandenhove reeds te bezichtigen in het gebouw. Het ging om een decorstuk uit Boom uit de tropen, een voorstelling van Yukio Mishima voor Toneelgroep Amsterdam. Naast het decorstuk zelf kon je als toeschouwer een maquette van het gehele decor bezichtigen.

In 2021 organiseerde het Archives et Musée de la Littérature (AML) een tentoonstelling in Louvain-la-Neuve in samenwerking met het Centre d’études théâtrales en UCLouvain Culture. In Architectes de l’imaginaire: regards sur la scénographie belge du 20e siècle stond scenografie echt in de schijnwerpers, zoals de titel doet vermoeden. De tentoonstelling toonde het creatieproces van het theater aan de hand van schetsen, tekeningen, schilderijen foto’s, maquettes en dergelijke meer. De tentoonstelling bekeek scenografie vanuit de invalshoek dat het een manier is om de wereld voor te stellen en de ruimte die de mens daarin inneemt in vraag te stellen.