Home Thema's Onderzoeksproject Het Firmament: Verdiepingen in …

Onderzoeksproject Het Firmament: Verdiepingen in het figurentheatererfgoed

Vanaf 2005 startte Het Firmament (nu CEMPER) een diepgaand onderzoek naar de mogelijkheden om de tot dan toe weinig bekende erfenis van het figurentheater te vrijwaren en een actuele invulling te geven. De resultaten van het onderzoek, Bouwplan van Het Paradijs, het onderzoek naar de behoefte, de haalbaarheid en de wenselijkheid van een (t)Huis voor het figurentheater in Vlaanderen, werden gebundeld in het boek De boom op het dak. Verdiepingen in het figurentheatererfgoed.

De inspiratie voor het onderzoek werd gehaald bij het beleid van UNESCO rond immaterieel erfgoed’. Het vormde vervolgens de basis voor de erkenning van Het Firmament in 2009 als landelijk expertisecentrum voor figurentheatererfgoed in het kader van het Cultureel-Erfgoeddecreet (20092011) en later als expertisecentrum voor het cultureel erfgoed van de podiumkunsten (20122016).

Het onderzoek steunde in hoofdzaak op een brede bevraging gebruikmakend van mondelinge en schriftelijke interviews (fase 1). De 116 respondenten kwamen uit de figurentheater‑, televisie‑, theater- en erfgoedwereld, alsook enkele buitenlandse experts. Het artikel Figurentheater becijferd’ vat de resultaten van fase 1 samen. In fase 2 en fase 3 werden bovendien focusgroepen georganiseerd met diverse groepen stakeholders. Onderzoeksmedewerkers waren Roel Daenen (fase 1) en Simon Smessaert (fase 2 en 3).

In de loop van de 3 onderzoeksfases resulteerde dit in:

  • een beschrijving van het figurentheaterlandschap in Vlaanderen;
  • een analyse van de noden, behoeften en uitdagingen voor figurentheatersector & figurentheatererfgoed (roerend en immaterieel);
  • het in kaart brengen & de registratie van figurentheatererfgoed in Vlaanderen;
  • een onderzoek naar de wenselijkheid, haalbaarheid en invulling van een hybride instelling ter remediëring van de noden en uitdagingen.

Beschrijving van het figurentheaterlandschap in Vlaanderen

Een eerste deel van het onderzoek leidde tot een definitie van figurentheater’ en een schets van het aantal gezelschappen en hun geografische spreiding, het aantal voorstellingen, de speellocaties, opleidingen, beroepsactiviteit en doelpublieken. Inhoudelijk werd ook gepeild naar thema’s van voorstellingen, de figuren en hun materialen, en de raakvlakken tussen het figurentheater, de podium‑, amateur- en beeldende kunsten en de erfgoedwereld. Lees de samenvatting na in De boom op het dak (p. 15 – 34 en p. 47 – 72) of het gedetailleerde rapport van fase 1 (hoofdst. 4, p. 33 – 60).

Noden, behoeften en uitdagingen voor figurentheatersector & figurentheatererfgoed (roerend en immaterieel)

Ook de noden en uitdagingen voor het figurentheater in Vlaanderen werden in kaart gebracht. De prioritaire behoeften voor figurentheatermakers en betrokkenen waren in 2006:

UitdagingenFigurentheatermakersBetrokkenen
Opleiding78%43%
Bewaren60%72%
Creatie54%45%
Promotie/​communicatie44%54%
Ontsluiten30%50%
Onderzoek9%36%
Registratie9%22%

Voor figurentheatermakers bleek een betere opleiding en professionele ondersteuning voor het doorgeven van de stiel – het immateriële erfgoed – de belangrijkste nood. De opleiding tot figurentheatermaker diende op de verschillende doelgroepen te worden afgestemd. De betrokkenen of externe waarnemers hadden meer aandacht voor het bewaren’ van de roerende erfgoedcollecties. Bij de beleidsaanbevelingen van fase 1 werd aandacht gevraagd voor de grote nood aan registratie en inventarisatie van collecties, en de bijhorende nood aan selectiecriteria en tips voor behoud en beheer. Er werd ook gevraagd om een betere taakafbakening en samenwerking tussen verschillende steunpunten en de koepelorganisatie voor figurentheater.

In de diverse focusgroepen van fase 2 en 3 werden verdere aanbevelingen gegeven voor de diverse uitdagingen. Lees meer in De boom op het dak (p 77 – 90).

In kaart brengen en registratie van figurentheatererfgoed in Vlaanderen

In fase 1 kregen figurentheatermakers en instellingen vragen over het erfgoed dat ze koesterden. In fase 2 en 3 werd er overgegaan tot de registratie of het systematisch in kaart brengen van figurentheatercollecties in heel Vlaanderen met behulp van gestandaardiseerde fiches. Deze registraties werden ingevoerd in Archiefbank Vlaanderen, de databank van Archiefpunt. Er werden ook enkele mondelinge interviews afgenomen over de carrières van onder meer Fé Van Ransbeeck en Ward Smets.

Een voorwaarde voor registratie is een algemeen aanvaarde lijst van termen en definities nodig, ook wel thesaurus genoemd. Daarom werd in fase 2 de toenmalige AM-MovE-thesaurus aangevuld met termen en definities voor de diverse soorten theaterpoppen’. Dit gebeurde door een thesauruswerkgroep’ die regelmatig feedback vroeg uit de sector. Voor een overzicht van resultaten en werkwijze, zie de website van De boom op het dak (p. 18 – 20) en het rapport van fase 2 (p. 15 – 18).

Wenselijkheid, haalbaarheid en invulling van een hybride instelling ter remediëring van de noden en uitdagingen

Vanuit de noden en behoeften die eerder werden gedetecteerd, onderzocht Het Firmament de wenselijkheid en haalbaarheid van een centraal (t)Huis voor Figurentheater om deze noden in te vullen. De focusgroepen in fase 2 en 3 benadrukten bovendien het belang van ondersteuning op vijf functies: de geheugenfunctie’ (erfgoed), ontmoeting’, opleiding’, presentatie’ en promotie-communicatie’ als kritische succesfactoren. Het (t)Huis voor Figurentheater moest dus een hybride instelling’ zijn die diverse functies combineerde en tegelijk een kantoor, bibliotheek, documentatiecentrum, open depot en plek voor vormingen en workshops was. Wel werd besloten dat het beheren van een fysieke theaterpoppencollectie niet prioritair was: het was belangrijker om de zorg voor het erfgoed elders te ondersteunen. Door het opgeven van deze collectiebeherende ambitie, kon worden ingezet op de erkenning als expertisecentrum voor het erfgoed van poppen‑, figuren- en objectentheater in de periode 2009 – 2012.

Het onderzoek kwam tot stand met de steun van de Vlaamse overheid, de provincie Antwerpen en de stad Mechelen.