9 lessen uit de conferentie ‘How sustainable is dance as ICH?’
Van 21 tot en met 23 mei 2025 nam CEMPER deel aan de conferentie How sustainable is dance as ICH? in Slovenië. Dat was de slotconferentie van het Europees project Dance as ICH: New Models of Facilitating Participatory Dance Events waarin CEMPER één van de partnerorganisaties is.

Het was een erg inspirerende conferentie waarin we luisterden naar diverse sprekers uit de hele wereld die zich als onderzoeker of erfgoedmedewerker inzetten voor de toekomst van dans (als immaterieel cultureel erfgoed). We zagen veel gelijkenissen met de realiteit in Vlaanderen en Brussel, én verschillen.
Deze 9 lessen leerden we uit de presentaties:
1. Dans is (semi-)levend erfgoed
Dans leeft in mensen, relaties, rituelen en ruimtes. Het is herinnering én toekomst tegelijk: gedragen door gemeenschappen die dans uitvoeren, aanpassen, doorgeven en telkens opnieuw betekenis geven. Dans is erfgoed in beweging – letterlijk én figuurlijk.
Andriy Nahachewsky (University of Alberta), expert in Oekraïense dans in zowel Oekraïne als de diaspora, stelde in zijn keynote voor om dans te begrijpen als semi-immaterieel erfgoed. Dans vermengt tastbare elementen — kostuums, muziekinstrumenten, notatie, podia — met ontastbare aspecten zoals belichaamde kennis, betekenis en emotie. Deze verwevenheid doorbreekt de klassieke tweedeling tussen materieel en immaterieel erfgoed en laat zien hoe dans leeft dankzij de mensen die ze dansen, de plek waar gedanst wordt en de betekenis die dans krijgt in de groep.
Nahachewsky benadrukte dat erfgoed geen gegeven is, maar een constructie: het ontstaat in het moment waarop mensen, vaak bewust, iets erkennen als betekenisvol en doorgeefwaardig. Hij omschrijft erfgoed als “tradition with a mirror” — een manier van omgaan met tradities waarbij je er bewust naar kijkt, erover nadenkt en ze opnieuw vormgeeft. Dat gebeurt niet alleen door erfgoedgemeenschappen zelf, maar ook door bemiddelaars: onderzoekers, beleidsmakers, musea, erfgoedorganisaties.
Zijn Oekraïense voorbeeld maakt dit duidelijk. Door de oorlog ontstond een golf van erfgoedactivisme: culturele instellingen en gemeenschappen haastten zich om dansen en tradities vast te leggen als een politiek statement — als bewijs van culturele eigenheid en onafhankelijkheid. Tegelijk groeide er van onderuit een nieuwe dynamiek onder jongeren: zij zoeken oudere generaties op, leren de dansen opnieuw en brengen ze terug in het dagelijkse leven, los van choreografieën die beïnvloed zijn door de Sovjetperiode of geënt zijn op folkloristische podia. Deze verschuiving — van spektakel naar participatie — juicht Nahachewsky toe, omdat ze bijdraagt aan het voortbestaan van dans.
Goed zorgen voor erfgoed betekent dus: luisteren naar lokale kennis, aandacht hebben voor hoe iets wordt doorgegeven, en kritisch kijken naar wie bepaalt wat waardevol is.
2. Participatie is essentieel voor duurzaamheid
Erfgoed leeft pas écht wanneer mensen het samen doen. Participatie is geen ‘extraatje’, maar de kern van erfgoedzorg en het borgen van immaterieel erfgoed. Dans blijft bestaan dankzij mensen die dansen, lesgeven, begeleiden, muziek maken, archiveren, filmen, organiseren of gewoon aanwezig zijn. Mats Nilsson (Zweeds Instituut voor Volkscultuur) benadrukte dat de duurzaamheid van dans afhangt van de sociale context en het gedeelde plezier. Alleen als mensen met plezier blijven dansen, blijft dans betekenisvol.
3. Musea moeten plekken van beleving worden
Wat zegt een danskostuum als het stil op een pop staat? Hoe toon je dans zonder beweging? Volgens Adela Pukl (Slovene Ethnographic Museum) moeten musea plekken worden waar je dans niet alleen ziet, maar ook beleeft en meevoelt. Dit vraagt om nieuwe vormen van tentoonstellen: interactieve installaties, dansworkshops, video’s of het tijdelijk tot leven brengen van objecten. Het project Dance as ICH pleit voor musea als ‘commons’ — gedeelde ruimtes waar immaterieel erfgoed samen met de gemeenschap wordt beleefd, bijvoorbeeld via ‘events of practice-exhibitions’, waar daadwerkelijk gedanst wordt.
4. Luisteren naar de gemeenschappen
Lokale groepen, vrijwilligers, muzikanten en dansers vormen de kern van duurzaam erfgoedwerk. Hun kennis, ervaring en motivatie verdienen erkenning én ondersteuning. Tijdens de conferentie bleek dat veel dansgemeenschappen, hoe verschillend ook, vaak met gelijkaardige uitdagingen te maken hebben.
Zuzana Palanova (Slowakije) onderzocht folkloregroepen in een landelijke regio. Deze groepen zijn belangrijk voor het levend houden van dans en andere culturele uitingen zoals klederdracht, taalgebruik, rituelen en sociale omgangsvormen. Toch stelde ze vast dat dans binnen sommige groepen minder centraal is komen te staan. Daar zijn verschillende redenen voor:
- een gebrek aan archiefmateriaal en documentatie;
- de invloed van de groepsleider: hun visie en inzet maken een groot verschil;
- minder actieve leden en dalende betrokkenheid;
- weinig aansluiting bij jongeren;
- het wegvallen van regelmatige bijeenkomsten;
- beperkte muzikale ondersteuning, vaak afhankelijk van onbetaalde vrijwilligers.
Toch zijn er ook hoopvolle voorbeelden. Anja Verderer (Slovenië) toonde hoe de polka blijft leven door zich aan te passen. Door massamedia, zoals platen en televisie, groeide de polka in de twintigste eeuw uit tot een herkenbaar en toegankelijk genre. De muziek evolueerde, los van traditionele formats, en kreeg nieuwe aantrekkingskracht. De eenvoudige danspassen maken het makkelijk om mee te doen, ongeacht leeftijd. Polka-evenementen worden zo plekken waar mensen hun beeld van de traditie herzien, doordat ze de traditie hier samen beleven met mensen van alle leeftijden. De polka in Slovenië laat zien hoe flexibiliteit, samenkomst, en plezier immaterieel erfgoed levend en veerkrachtig houden.
5. Erfgoed is relationeel, ook in de diaspora
Aristoula Toli (Griekenland) sprak over dans als een praktijk van mensen in beweging door diasporagemeenschappen, migranten en terugkeerders. Hun manier van dansen verandert mee met hun levensverhaal, identiteit en gedeelde herinneringen. Ze gaf het voorbeeld van een lokaal dansfeest dat niet langer alleen in de zomer maar ook in de winter plaatsvindt. Zo hebben mensen een reden om terug naar het dorp te komen.
Dans beweegt mee met migratie. Maar in nationale erfgoedkaders wordt deze beweeglijkheid zelden erkend. Milos Rasic (Servië) gaf het voorbeeld van Krivo Kolo, een dans die door de Servische gemeenschap werd erkend als nationaal immaterieel erfgoed — tot ergernis van Kroatische gemeenschappen waar diezelfde dans ook leeft. Erfgoed hoort bijna nooit bij maar één groep. We hebben erfgoedkaders nodig die ruimte maken voor gedeeld, meervoudig en migrerend erfgoed.
6. De verbindende kracht van de middengeneratie
Dans verbindt mensen over generaties, culturen en contexten heen. Ze brengt mensen samen, zorgt voor erkenning en gedeelde vreugde. Erfgoedzorg richt zich vaak op jongeren, in de hoop hen aan te trekken voor de toekomst. Kendra Stepputat (Kunstuniversität Graz) merkte op dat veel jongeren afhaken zodra ze werk en gezin combineren. Net de generatie die die drukke fase voorbij is – mensen van middelbare leeftijd — heeft vaak meer tijd én motivatie om zich langdurig te engageren. Zij zijn in veel gemeenschappen de verbindende kracht: als overdragers, organisatoren, mentoren en sociale spil. Hun bijdrage verdient meer erkenning en ondersteuning. Niet alleen dans zelf is hierbij belangrijk, maar ook de sociale momenten errond. Kendra benadrukte het belang van samen eten om mensen aan te trekken en te behouden, met bijvoorbeeld jaarlijkse barbecues of repetitiedagen met muziek en gezelligheid.
7. Inclusie versterkt duurzaamheid van dans
In dans zitten vaak vaste ideeën over wie welke rol danst: wie leidt, wie volgt – meestal bepaald door traditionele opvattingen over mannelijk en vrouwelijk. Maar die rolverdeling hoeft geen vast stramien te zijn. Tanya Merchant (VS) liet zien hoe queer en gendernon-conforme dansers in de contra dance-scene nieuwe vormen en nieuwe taal ontwikkelen door rollen los te koppelen van gender. Zo ontstaan andere manieren van samen dansen, contact maken en jezelf uitdrukken. Inclusie is geen bedreiging voor traditie, maar juist een kans om immaterieel erfgoed levend, relevant en open te houden — voor iedereen.
8. Digitale media als motor van overdracht
Instagram, YouTube en TikTok vormen geen bedreiging voor dans, maar zijn juist sterke middelen om dans door te geven, zichtbaar te maken en mensen te verbinden. Jongeren delen, leren en maken dans op digitale platforms. Zo worden lokale praktijken wereldwijd zichtbaar, en vinden mensen met dezelfde interesses elkaar.
Maria Magdalena Wolf en Kendra Stepputat (Kunstuniversität Graz) lieten zien dat sociale media niet alleen dans verspreiden, maar ook het gevoel van gemeenschap versterken. Verenigingen gebruiken hashtags, korte video’s en beelden achter de schermen om op een persoonlijke manier hun publiek te bereiken. Zo bouwen ze aan earned reach – zichtbaarheid die ontstaat door herkenning en verbondenheid, niet door grote marketingbudgetten.
Digitale communicatie werkt het best als die niet losstaat van het echte leven. Verenigingen die hun dansrepetities, feesten, bals en gezamenlijke maaltijden actief delen, bouwen bruggen tussen online en offline. De warmte, humor en herkenbaarheid in die content trekt nieuwe mensen aan en versterkt het groepsgevoel.
Sociale media vragen om doordacht gebruik: TikTok werkt goed voor speelse, korte dansclips; Instagram voor visueel aantrekkelijke verhalen; Facebook spreekt eerder oudere generaties aan. Aanwezigheid op sociale media is geen bijkomstigheid, maar een belangrijke manier om immaterieel erfgoed levend te houden — door online te tonen wat in het echte leven gedeeld wordt.
9. Investeer in de mensen achter het erfgoed / achter de dans
Tot slot: erfgoedzorg begint bij mensen. Niet alleen bij dansers, maar ook bij wie zorgt, organiseert, faciliteert, archiveert, onderzoekt of simpelweg trouw blijft komen. “Forget about the dance to save the dance” zei Tomas Simetinger (Slovenië) om aan te geven dat het om zoveel meer gaat dan dansen. Hij herinnerde ons eraan dat de vrijwilliger die de danszaal opent even belangrijk is als de danser op het podium. Erfgoedzorg begint bij zorg voor de mensen die het mogelijk maken.
Wat betekent dit voor CEMPER?
Als Centrum voor Muziek- en Podiumerfgoed willen wij actief bijdragen aan erfgoedpraktijken die inclusief, participatief en toekomstgericht zijn. De inzichten uit de conferentie bevestigen en verdiepen onze overtuiging dat erfgoed pas leeft als mensen het samen beleven, heruitvinden en doorgeven. Zij inspireren ons om:
- te blijven samenwerken met erfgemeenschappen;
- dans in cocreatie met dansers in musea te stimuleren;
- sociale media actief in te zetten voor verbinding en zichtbaarheid;
- en kritisch te blijven kijken naar onze eigen rol als facilitator.
Heb je zin gekregen om met jouw immaterieel erfgoed aan de slag te gaan?
Ook interessant

Chaabi in Vlaanderen en Brussel: muzikaal erfgoed doorgeven

"Elk instrument is een cadeau om mee aan de slag te gaan” - Thomas Kint over pianorestauratie

Achter de schermen bij All of Bach
