Archief Robert De Kers (1906-1987)
Robert De Kers was een van de spilfiguren in de Belgische jazzscene. (Een deel van) zijn archief bevindt zich in het Jazzcentrum Vlaanderen.
Robert De Kers (1906 – 1987) is bekend als bandleider van een aantal Belgische jazzorkesten die in de jaren 30 tot 50 het mooie weer maakten in West-Europa. Een deel van zijn professioneel archief is in het Jazzcentrum Vlaanderen (Dendermonde) terechtgekomen. Daar werd het door Matthias Heyman gesignaleerd toen die in 2011-12 voor Resonant (nu CEMPER) een studie uitvoerde over het jazzerfgoed in Vlaanderen en Brussel. Vervolgens koos Silke Willekens dit archief als uitgangspunt voor een paper aan de afdeling Musicologie aan de KU Leuven.
Op tournee met Josephine Baker
Robert De Kers werd in Antwerpen geboren als Robert De Keersmaeker in een muzikale familie. Zijn ouders (violist en pianiste) leidden daar het Beethoveninstituut. Aangezien hun naam moeilijk uit te spreken was voor de Franstalige bourgeoisie, werd die gemeenzaam verkort tot ‘De Kers’.
Robert De Kers’ ouders hadden hun zoon graag een muzikale carrière zien maken, maar hij wilde dokter worden (in de meeste kunstenaarsbiografieën leest men het omgekeerde). De Kers trok in 1922 naar Brussel en studeerde er eerst aan het Atheneum van Sint-Gillis en vervolgens aan de ULB. Om zijn studies te financieren, kluste hij in de weekends bij als pianist bij dansorkesten. Zo speelde hij onder meer bij de Bing Boys in dancing Saint-Saveur (1924 – 1926, Warmoesberg). In dit circuit komt hij in contact met jazz en krijgt de smaak te pakken; zijn studies zal hij na twee jaar opgeven.
De Kers sluit zich – nu als trompettist – aan bij het orkest van Fud Candrix (de Original Berkeleys) en toert door Italië. Het is het begin van een boeiende carrière die hem met tal van orkesten in tal van mondaine amusements- en concertzalen in Italië, Nederland, Spanje, Zwitserland, Duitsland, Frankrijk brengt. Hij speelt onder meer bij Ambassador’s Syncopated Orchestra, The Red Beans, Orch. Giovanni Dal Dello, The Candrix Bros en The Harry Flemming Blue Birds.
Al toerend in de jaren 20 ontwikkelt De Kers zich als muzikant, arrangeur én jazzman. In het orkest van bandleider Harry Flemming (waarvan hij in 1930 deel uitmaakt) komt hij voor het eerst in contact met zwarte Amerikaanse muzikanten en daar leert hij “le vrai sens du jazz” kennen. Toen de Amerikaanse tenorsaxofonist Coleman Hawkins in 1937 een aantal maanden in de band van De Kers speelde, beschouwde hij dat als een hoogtepunt van zijn carrière.
De Kers had ambitie om orkestleider te worden. Al in 1927 had hij de leiding overgenomen van de Red Beans, als vervanger van landgenoot Peter Packey, en in 1930 zal hij in Madrid zijn eigen band samenstellen: de Cabaret Kings. Omwille van de politieke toestand in Spanje was die band (alleszins deze versie ervan) geen lang leven beschoren. Kort daarop vroeg de Frans-Amerikaanse vedette Josephine Baker aan De Kers om een band voor haar samen te stellen: dit werd The 16 Baker Boys, met tal van Belgische muzikanten. Hiermee toerden ze door Europa en Noord-Afrika.
Na deze tournee hernieuwde De Kers zijn Cabaret Kings (met onder anderen John Ouwerx, Jean Omer, David Bee). Ze toerden door Europa, maar hun focus lag vooral in Oostende, Den Haag en Brussel. Zijn echtgenote, zangeres Jane Miller (‘Lady Crooner’), maakte een tijdlang deel uit van zijn band. In 1937 werd hij door Melody Maker verkozen tot beste jazztrompettist van het Europees continent.
De Kers profileert zich ook als componist: vanaf de jaren 20 dateren zijn eerste composities (onder meer Blues, Be a Coward, Free als the Air, Tell’em to swing it). De Kers maakte met zijn orkesten vanaf 36 een handvol opnames. Eerst voor het label van Félix Faecq, spilfiguur in de Belgische jazzscene. Later zou platenfirma Decca op voorspraak van Faecq werk van Robert De Kers et ses Vibraswingers uitgeven (onder meer: Beguine (sic) de Beguine van Cole Porter uit 1941 – de titel is misschien een bewuste verbastering van Begin the Beguine om de censuur van de nazi’s te omzeilen).
Tijdens de oorlog blijft De Kers aan de slag, weliswaar verplicht in eigen land. En ook na de oorlog blijft hij vooral in België (Brussel: Le boeuf sur le toit, Corso, Rossignols; Knokke: Casino). De Kers werkt er samen met een nieuwe generatie artiesten (Annie Cordy, Toots Thielemans).
Met het boek Harmonie et orchestration pour orchestre de danse (1945) wil De Kers zijn kennis als arrangeur delen. Het werd een groot succes en kreeg een vertaling in het Nederlands en een herdruk. Als componist breidt De Kers zijn repertoire uit met klassieke stukken als Pagan Rhapsody of impressionistische sonates voor piano. Die stukken werden voornamelijk gebruikt als achtergrondmuziek (en leverden zo de nodige auteursrechten op). Anderzijds pikt hij ook nieuwe tendensen in de jazz op met enkele bebop composities Barbaric, Bob’s Re-bop, Fresh Air en The Midget’s Prayer.
Kappersbenodigheden
In 1949 stopt De Kers omwille van gezondheidsredenen met zijn carrière als bandleider. Hij wordt respectievelijk importeur van kappersbenodigdheden en bouwmaterialen. Tot hij in 1964 door de firma Wurlitzer gevraagd werd om (huis)orgels te verkopen. De Kers was immers polyvalent muzikant en veeltalig. Om die orgels aantrekkelijk te maken voor de minder of gemiddeld begaafde muzikant in spe, stelde De Kers voor om een methode te ontwikkelen die toeliet om al snel resultaat te boeken. Dit resulteerde in een reeks cursussen voor beginnende en gevorderde orgelspelers met oefeningen en eenvoudige arrangementen van bekende en minder bekende muziekstukken. Die stukken kwamen uit alle genres: klassiek, volksliedjes, jazz, popmuziek, evergreens … En af en toe schreef De Kers zelf makkelijk te spelen stukjes voor die cursussen.
Als componist bleef De Kers actief, met onder meer het experimentele Space Music (begin jaren 70): een stuk voor elektronisch orgel met atonale passages. Maar hij componeerde evenzeer klassieke stukken of lichte muziek, zoals uit zijn archief van het Jazzcentrum Vlaanderen blijkt.
Het archief van De Kers in het Jazzcentrum Vlaanderen
Het archief van Robert De Kers kwam een tiental jaren geleden in het Jazzcentrum Vlaanderen van Dendermonde terecht. De omstandigheden hierrond zijn niet duidelijk.
Cursusmateriaal
Het archief biedt in elk geval geen volledige blik op de loopbaan van De Kers. De meeste stukken hebben betrekking op zijn werk als auteur van orgelcursussen en dateren uit de laatste fase van zijn leven: manuscripten en uitgaven van de cursussen en eenvoudige arrangementen van allerlei muziekstukken. Het archief bevat 8 uitgegeven cursussen en 11 manuscripten voor cursussen, plus losse bladmuziek met arrangementen in functie hiervan.
De 20 foto’s die het fonds telt, hebben eveneens te maken met zijn job bij Wurlitzer. Ze tonen De Kers in actie op de demonstratiestand van de orgelbouwer op het voedingssalon in Brussel. Er zijn drie fotoreeksen waarvan er twee te dateren zijn: 1978 en 1980.
Composities en arrangementen – Robert De Kers, Ronny Parker, Robert Chandelier
De bladmuziek uit zijn archief die niet te maken heeft met de orgelcursussen, beslaat een ruimere periode van zijn carrière en is ook verrassend veelzijdig.
Er is uitgegeven bladmuziek met De Kers’ eigen composities (35 composities in totaal). Die lopen van 1931 tot 1957 (voor zover ze gedateerd zijn). Het zijn werken voor piano (solo), voor jazzorkest (diverse samenstellingen), piano en zang.
De manuscripten met zijn composities (54 composities in totaal) zijn nog veelzijdiger: werken voor jazzorkesten in diverse samenstellingen, stukken voor piano, orgel, liederen, stukken voor klassiek orkest, voor elektronische orgels. Van lichte muziek tot atonale stukken, van jazz tot impressionistisch pianowerk. De meeste manuscripten zijn ongedateerd, de andere ontstonden van 1941 tot 1986.
De Kers gebruikte (naast de verbastering van zijn familienaam) twee pseudoniemen: Ronny Parker (op 6 uitgegeven composities, 6 manuscripten) en Robert Chandelier (op één manuscript: Rondes Enfantines, een (klassiek) stuk voor piano).
Er zijn acht uitgegeven arrangementen en enkele arrangementen in manuscript. Die dateren (voor zover ze gedateerd zijn) uit 1969 en 1971. Het betreft gospel en jazzstandards en lichte muziek, maar ook drie bewerkingen van klassieke muziek.
Hawaiaanse wind
Voor enkele composities is er in het archief correspondentie bewaard met tekstschrijver Noël Helson, pseudoniem van mevrouw Durieux. Zij leverde de tekst voor vijf composities: Pensées, Viens chez moi, Hawaian lullaby, Un grand amour en Le bonheur est là (allemaal in manuscript aanwezig in het archief.)
In een brief van 21 augustus 1986 bevestigt De Kers dat hij haar tekst Hawaian Lullaby gebruikt heeft voor een compositie, waarbij hij de tekst hier en daar heeft aangepast aan de muziek. Bovendien wilde hij het woord ‘vent’ (wind) in de tekst vermijden omdat dat scatologisch geïnterpreteerd zou kunnen worden. Hij raadt haar ook aan een pseudoniem te kiezen waaruit niet zou blijken dat ze vrouw is. Een reden daarvoor geeft hij niet. Ze koos uiteindelijk voor ‘Noël Helson’. De Kers adviseert haar om zich aan te sluiten bij de auteursrechtenmaatschappij SABAM en haar werk daar te laten registreren. De samenwerking voor deze vijf composities dateert uit de allerlaatste maanden van De Kers’ leven.
Vragen en lacunes
Het archief van Robert De Kers laat nog vele vragen open. In de eerste plaats ontbreken de stukken over de meest bekende periode in zijn muzikale carrière: die als bandleider van diverse orkesten. Die stukken zouden meer licht kunnen werpen op zijn carrière, op de geschiedenis van de jazz in België en op de internationale uitstraling van Belgische jazzmuzikanten in (West-)Europa.
Evenmin komen we meer te weten over het hoe en waarom van de wendingen in De Kers’ carrière. Waren er naast de niet gespecifieerde gezondheidsredenen nog andere oorzaken om te stoppen als bandleider en actief muzikant (wetende dat hij in 1937 door het blad Melody Maker verkozen werd tot beste jazztrompettist van Europa)? In elk geval richtte hij zich niet naar het geïnstitutionaliseerde muziekleven, zoals het muziekonderwijs. Misschien was dat voor hem ook niet mogelijk als jazzmuzikant zonder formele opleiding.
Zijn talent als arrangeur kon hij uiteindelijk aanwenden bij Wurlitzer, waar hij uiterst eenvoudige bewerkingen maakte van klassieke hits, chansons, volksliedjes, popmuziek (o.a. nummers van Michael Jackson), en jazzstandards. Meer dan eens smokkelde hij in zijn cursussen een eigen nummer of stukken van andere Belgische jazzcomponisten (David Bee, Gus Deloof, Fud Candrix, Peter Packay). Dankzij de auteursrechten op deze arrangementen en op zijn composities kon hij alleszins wat inkomsten genereren uit zijn muzikaal talent.