Home Nieuws Cellobouwer Tim Duerinck combineert het klassieke…

Cellobouwer Tim Duerinck combineert het klassieke ambacht met nieuwe productietechnieken

Tim Duerinck studeerde instrumentenbouw aan het Conservatorium van HOGENT. Tijdens zijn opleiding raakte hij geïnteresseerd in de akoestiek en vibraties van instrumenten. Voor zijn masterproef maakte hij een cello uit piepschuim. Voor zijn doctoraat schakelde hij over naar composietmaterialen. Wat zijn composietmaterialen? Hoe verliep zijn onderzoek? En hoe klinken instrumenten uit vlas, carbon en glasvezel? Wij gingen langs in het pop-upatelier van Tim Duerinck in Shopping Gent Zuid om een antwoord te krijgen op die vragen.

Tim Duerinck laat horen hoe een vlascello klinkt

Hoe ben je instrumentenbouwer geworden?

Zoals iedereen na het middelbaar onderwijs, vroeg ik me af wat ik wilde studeren. Voor mij was het duidelijk dat ik iets met mijn handen wilde doen, maar ook iets wetenschappelijks. Zo kwam ik uit bij kinesitherapie. Na één jaar bleek die opleiding toch niets voor mij. Ik was meer bezig met dingen maken of met muziek; ik speelde al cello sinds ik zes jaar was. De opleiding instrumentenbouw was dus een logische keuze.

Ik heb vijf jaar instrumentenbouw gestudeerd aan het Conservatorium van HOGENT. Tijdens die opleiding kreeg ik nog wekelijks celloles, maar nadien ben ik minder gaan spelen. Ik kom in aanraking met professionele muzikanten die veel beter kunnen spelen dan ik, omdat hun focus ligt op het spelen en niet op het maken. Voor mij is het dan interessanter om een goed instrument te maken en dat te geven aan iemand die veel meer uit het instrument kan halen dan ik.

Ik test mijn cello’s wel zelf en heb dankzij mijn achtergrond een goed idee wat het instrument kan en wat de voor- en nadelen ervan zijn. Ik bouw ook violen en voel dat dat veel minder intuïtief is. Ik kan een goede viool bouwen, maar ik moet er in een veel vroeger stadium een violist bijhalen om het instrument goed te kunnen afstellen.”

Hoe kwam je bij composietmaterialen terecht?

Tijdens de opleiding instrumentenbouw raakte ik geïnteresseerd in de akoestiek en de vibraties van instrumenten – onder meer metingen zoals modale analyses. Ik stelde me de vraag hoe het komt dat een instrument klinkt zoals het klinkt, en hoe je dat kan beïnvloeden. Welk effect heeft het als je een andere vorm of een ander materiaal neemt? Piepschuim bleek theoretisch een goed materiaal voor een klankblad; niet op vlak van duurzaamheid, maar wel op valk van klankproductie. Maar theorie en praktijk zijn natuurlijk niet hetzelfde. Daarom besloot ik dat voor mijn masterproef te onderzoeken en maakte ik een cello uit piepschuim. Het resultaat daarvan was eigenlijk wel verbluffend, waardoor ik dacht daar zit meer in, ik wil hier verder in gaan’.

Ik ging op zoek naar duurzamere, sterkere materialen en kwam zo bij composietmaterialen terecht. Via via kwam ik in contact met Wim Van Paepegem, professor materiaalkunde aan UGent. Ik stuurde hem mijn thesis en het onderzoek dat ik wilde doen door. Prof. Van Paepegem was daarin geïnteresseerd en zo werd beslist om een doctoraat te doen. Daar had ik natuurlijk ook middelen voor nodig. Na een hele zoektocht kreeg ik via het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek) een vierjarige doctoraatsubsidie.”

Ik ging op zoek naar duurzamere, sterkere materialen en kwam zo bij composietmaterialen terecht.
-

Wat is composietmateriaal en wat zijn de kenmerken ervan?

Composietmateriaal is een zeer brede term. Als ik spreek over composietmateriaal, gaat dat altijd over vezelversterkte polymeren. Dat zijn kleine vezels (zoals carbon, vlas, glasvezel, jute of hennep) die samen gecombineerd worden met een soort lijm (zoals polyester of epoxy). Die vezels hebben een zeer sterke trekkracht, maar zijn van nature heel plooibaar omdat ze zo dun zijn. Door de vezels vast te lijmen in een bepaalde structuur, vertaal ik die trekkracht naar een statisch materiaal.

Composietmaterialen zijn ongelooflijk sterk en licht. In de industrie worden ze vooral gebruikt om metalen onderdelen van bijvoorbeeld vliegtuigen en boten te vervangen. Zo kunnen ze veel gewicht besparen voor eenzelfde stijfheid en sterkte. Een ander voordeel is dat je als maker heel veel vrijheid en mogelijkheden hebt. Ik kies zelf hoeveel vezels ik leg en in welke richting ik ze leg. Zo creëer ik een bepaalde stijfheid en sterkte exact waar ik ze wil. Ik vergelijk het met instrumentenbouwers die gepassioneerd zijn door hout en op zoek gaan naar de juiste houtsoort; ik maak mijn hout zelf. Een verschil met bouwen uit hout is dat ik materiaal toevoeg in plaats van wegneem. Daardoor heb ik veel minder afval.

Instrumenten uit composietmateriaal zijn heel sterk en minder onderhevig aan temperatuur- en vochtigheidsverschillen. Ze zijn gemaakt om niet kapot te gaan, maar als er toch iets aan is, is het wel moelijker om ze te laten herstellen. Er zijn namelijk enorm veel bouwers die werken met hout, maar er zijn nog niet veel bouwers die kennis hebben van composietmaterialen.”

Ik werk het liefst met vlas omdat het een lokale en ecologische vezel is.
-

Hoe verliep jouw onderzoek?

Het was een heel multidisciplinair onderzoek. Er was een samenwerking met materiaalkunde en met musicologie van UGent. We zijn begonnen met materiaaleigenschappen: verschillende vezeltypes testen op stijfheid, gewicht en dergelijke. Dat hebben we dan vertaald naar alle vibraties en akoestische eigenschappen van die testplaten. Daarna hebben we prototype-instrumenten gemaakt: instrumenten waarbij we telkens één parameter aanpasten. Die instrumenten zijn we gaan testen: Hoe trillen de instrumenten? Hoe klinken de instrumenten? Dan zie je bijvoorbeeld dat sommige trillingen heel efficiënt klank produceren.

Vervolgens hebben we psychoakoestische tests gedaan met violen: speel- en luistertests met muzikanten en publiek. De muzikanten moesten de instrumenten geblinddoekt testen. Voor het publiek werden muzikanten achter een scherm gezet, zodat het publiek niet kon zien welk instrument bespeeld werd. De muzikanten en het publiek moesten dan telkens hun voorkeur geven of de instrumenten op een schaal bepaalde eigenschappen toekennen. Zo kregen we een redelijk goed beeld van de prototypen die we gemaakt hadden.

Tot dat moment was ons onderzoek redelijk wetenschappelijk. Daarna zijn we overgegaan naar het meer artistieke luik. De kennis die we hadden opgebouwd vanuit de materiaalstudie, vibraties, akoestiek en psychoakoestiek zijn we gaan toepassen in het ambacht van instrumentenbouw. We maakten drie cello’s: een uit vlas, een uit carbon en een uit glasvezel. Voor elk instrument legden we op voorhand ons klankideaal vast:

  • de cello uit glasvezel moest heel scherp en helder klinken; hij moest gemaakt zijn voor muzikanten die experimenteel willen spelen;
  • de carboncello moest een echt solo-instrument zijn; hij moest luid klinken en vooral projectie was belangrijk;
  • de vlascello moest een warme, ronde klank hebben; het mocht een stiller instrument zijn dat meer gericht was op kamermuziek.

Die instrumenten zijn we dan gaan testen in de artistieke praktijk om na te gaan wat muzikanten ervan vonden. Zo is de glasvezelcello gebruikt voor een werk van de Japanse componist Takemitsu. We hebben ook een kwartetopname gemaakt met drie violen (waarvan de klankkleur van eentje dichter bij een altviool kwam) en een cello. Daaruit is na mijn doctoraat het MESO project gevloeid: een strijkoctet met acht alternatieve strijkinstrumenten die elk hun eigen klankkleur hebben, zoals een sopraanviool, tenorviool en bascello. 

De laatste tijd werk ik vooral rond vlas. Daar werk ik het liefst mee omdat het een lokale en ecologische vezel is. In 2021 hebben we een Henry van de Velde Award gewonnen met ons onderzoek naar vlasinstrumenten. Daarop heeft het Texturemuseum mij gecontacteerd voor een samenwerking en kon ik mij vijf maanden lang, samen met textielontwerpster Esther Van Schuylenbergh, verdiepen in vlas.

Vlas heeft duidelijk superveel potentieel en ik wil graag het productieproces verbeteren. Daarom zit ik nu twee jaar in Shopping Gent Zuid. Met behulp van IOF-middelen (het Industrieel Onderzoeksfonds van UGent) zijn we verschillende prototypes aan het maken en evalueren. De bedoeling is om na twee jaar een soort gestandaardiseerde vlascello te hebben die we breed op de markt kunnen brengen.”

Bekijk hier een korte documentaire over het maken van een cello uit vlasvezel voor het Texturemuseum in Kortrijk:

Hoe worden instrumenten uit composietmateriaal onthaald bij muzikanten?

Bij klassieke muzikanten is dat een beetje fiftyfifty. Een deel is geïntrigeerd en wil de instrumenten wel eens testen, andere muzikanten willen er niets van weten. Ik merk dat er een verschil is in hoe er gekeken wordt naar traditie en innovatie, maar eigenlijk is dat raar. In de instrumentenbouw is er een enorme evolutie geweest, ook de laatste tien jaar. Het gaat dan bijvoorbeeld over snaren, dingen die je niet direct ziet. Ik heb ook het gevoel dat de interesse bij Amerikaanse collega-instrumentenbouwers veel groter is, dat ze meer openstaan voor mijn onderzoek dan hier in Europa.”

Wie is jouw doelpubliek?

Cellisten die nu een instrument bij mij kopen, zijn mensen die op zoek zijn naar een andere klank of veel reizen en op zoek zijn naar een steker instrument. Het is zeker niet mijn bedoeling om houten instrumenten te vervangen, maar wel om een alternatief te vormen. Waarschijnlijk zullen mijn cello’s meestal als tweede instrument dienen voor muzikanten die veel buiten spelen of in een tropisch klimaat wonen. Dus het is voor die niche dat we die instrumenten maken en op de markt brengen.

Een andere reden waarom ik met composietmaterialen werk, is eigenlijk ter bescherming van oude instrumenten. Sommige instrumenten zijn 200 jaar oud en zijn al verschillende keren hersteld. Ik stel me dan de vraag of het nog verantwoord is om die historische instrumenten de hele wereld te laten rondreizen met een muzikant. Met een Picasso zouden we dat niet zomaar doen. Wanneer die kunstwerken verhuisd worden van museum naar museum, is dat een grote onderneming met veel veiligheidsvoorschriften. Ik heb een grote liefde voor de traditie en voor historische instrumenten. Ik zou willen dat die instrumenten blijven bestaan en dat we ze over 100 jaar nog af en toe kunnen horen spelen. Als we dat willen garanderen, moeten we er goed zorg voor dragen. Dan is het misschien beter om ze in een museumcontext te bewaren waar alles stabiel gehouden wordt en waar ze af en toe in een veilige omgeving bespeeld kunnen worden.”

Het is zeker niet mijn bedoeling om houten instrumenten te vervangen, maar wel om een alternatief te vormen.
-

Er loopt momenteel ook een meester-leerlingtraject met Bram De Man. Hoe is die samenwerking tot stand gekomen?

Ik kreeg al lang de vraag van muzikanten wanneer ik een contrabas zou maken in composietmateriaal. Contrabassen zijn supergrote, maar ook fragiele instrumenten en muzikanten zijn op zoek naar iets wat sterker is en waar ze makkelijk buiten mee kunnen spelen. Ik heb die vraag altijd afgehouden omdat ik niets van contrabasbouw weet. Bram De Man is contrabasbouwer; ik weet veel over die nieuwe materialen en dankzij de meester-leerlingbeurs kunnen wij onze kennis samenbrengen.

Het traject met Bram De Man evolueert ook naar een samenwerking. Als ik in de toekomst nog contrabassen zou maken, zal dat altijd met Bram zijn. Hij kent in principe het volledige proces, dus hij kan mee nadenken en beslissingen maken. Maar ik zal wel focussen op de composietproductie en Bram zal dat instrument volledig afstellen.”

Wat zou je als bouwer nog willen bereiken?

Ik ben eigenlijk al heel blij met het parcours dat ik tot nu toe heb afgelegd. Ik ben met iets nieuw bezig en dat introduceren in een conservatieve wereld is niet zo makkelijk. Dus ik ben de muzikanten die al een instrument bij mij gekocht hebben heel dankbaar. Als ik dat kan blijven doen, ben ik al heel blij.

Maar mijn droom is momenteel dat we de productie nog verder op punt krijgen en dat we kunnen groeien naar een bedrijfje waar we met een aantal mensen kunnen samenwerken. Mijn idee is een soort spin-offbedrijfje waarbij instrumentenbouwers parttime voor mij werken en parttime het atelier zelf mogen gebruiken. Op die manier wil ik jonge instrumentenbouwers een kans geven om hun eigen praktijk uit te bouwen. Maar er zijn nog een aantal uitdagingen die we moeten overwinnen voordat we zoiets kunnen doen.”

Ook interessant

23 apr. 2024

“Gentse volksliedjes hebben een grote verbindingskracht”

Folkmuzikant Wim Claeys zingt samen met de Stemband liedjes in het Gents dialect. Het kinderkoor kreeg een plaats op het Register van Inspirerende Vo…
Lees meer
16 apr. 2024

"We doen toverlantaarnshows zoals die in de periode 1820-1920 kunnen geweest zijn"

In hun vrijetijd voeren Dominique Santens en Philippe Khazzaka, samen met twee collega’s, toverlantaarnshows op. Wat is een toverlantaarn juist?
Lees meer
21 mrt. 2024

Topstuk in de kijker: Judith ende Holifernes

In 1577 schreef de Roeselaarse rederijker Robert Lawet een toneelspel over Judith en Holifernes, een geliefd thema in de dramatiek. In 2014 werd het …
Lees meer
20 feb. 2024

Topstuk in de kijker: Grisildis gedicht en liederen

In 1517-1518 verzamelde Antonius Ghijselers 25 van zijn gedichten en liederen in een handschrift. Dat werd in 2007 erkend als Vlaams topstuk.
Lees meer