Home Nieuws Jef Van Boven maakt reconstructie van veelhoekig …

Jef Van Boven maakt reconstructie van veelhoekig virginaal van Karest uit 1548

Jef Van Boven (°1949) speelt als fluitist - traverso en dwarsfluit - veel samen met klavecimbel. Hij was erg geïnteresseerd in dat laatste instrument en kocht in 1993 een bouwpakket om er zelf één te maken. Eind 2023 werkte hij zijn vijftiende instrument af, een reconstructie van een veelhoekig virginaal van Joos Karest uit 1548. In dit portret nemen we je mee in het verhaal van Jef Van Boven en het bouwproces van dat virginaal.

Voorliefde voor Antwerpse bouwers

Van Boven had de smaak te pakken na het afwerken van zijn bouwpakket-instrument, een klavecimbel naar de Doornikse bouwer Albert Delin (1768). Daarom begon hij in 1996 met de opleiding bouw van historische klavieren’ aan het Centrum voor Muziekinstrumentenbouw (CMB) te Puurs. Het eerste instrument dat hij daar bouwde, was een spinet van Delin (1770) waarvan het origineel in het Muziekinstrumentenmuseum (MiM) te Brussel staat. Daarna bouwde hij er een klavecimbel naar Ruckers (1636), een bekende dynastie van Antwerpse klavecimbelbouwers in de 16e en 17e eeuw.

In 1999 behaalde Van Boven zijn getuigschrift Historische Klavierinstrumentenbouwer’. Sindsdien maakt hij als hobby klavierinstrumenten. Hij is vooral geïnteresseerd in Vlaamse, en meer specifiek in Antwerpse bouwers. Hij gaat daarbij op zoek naar interessante historische instrumenten waarvan meestal geen plannen meer bestaan. Zo was het zevende instrument dat hij bouwde een moeder-en-kindvirginaal’ naar Andreas Ruckers (ca. 1626). Het is een typisch Antwerps virginaal dat bestaat uit een groot en een klein virginaal die aan elkaar gekoppeld of apart bespeeld kunnen worden. Van het oorspronkelijke instrument is alleen het kindvirginaal nog bewaard gebleven. Het behoort tot de collectie van Museum Vleeshuis.

Van Bovens negende instrument was een clavicimbalum. Dat is een kleinere voorloper van het klavecimbel. Het oudste, nog bestaande manuscript waarin dit instrument gedetailleerd beschreven wordt, is een werk van Henri Arnaut van Zwolle uit 1440. Het manuscript bevat een tekening met afmetingen en de beschrijving van vier verschillende mechanismen waarmee de snaren geknepen of getokkeld kunnen worden. Het oorspronkelijke instrument bestaat niet meer.

In 2014 – 2016 wilde Van Boven eens iets anders proberen en maakte hij een kistorgel: een klein orgel met allemaal houten pijpen. Het hout heeft – in vergelijking met metalen pijpen — een warmere, donkere klank met meer grondtonen. Houten pijpen worden vaak gemaakt van eikenhout. Soms wordt ook mahonie- en kwalitatief grenenhout gebruikt.

Moeder-en-kindvirginaal naar Andreas Ruckers (ca. 1626) door Jef Van Boven (2006)

Van 2018 tot 2021 bouwde Van Boven zijn veertiende instrument: een klavecimbel naar Andreas Ruckers (1605). Het is het oudste bekende klavecimbel van Andreas Ruckers. Het instrument wordt bewaard in Museum Vleeshuis. Het klavier ervan is verloren gegaan, maar aan de hand van de stempinnen kan je wel zien hoeveel toetsen er werkelijk waren.

Het bouwproces van een veelhoekig virginaal

Eind 2021 wilde Van Boven starten aan een nieuw project: het bouwen van een veelhoekig virginaal. Hoe verliep dat proces? Lees het in dit artikel en bekijk de tijdlijn van het bouwproces.

Informatie verzamelen

Het bouwen van een historische klavecimbel – of een verwant instrument – begint met onderzoek naar het oorspronkelijke instrument dat je wil nabouwen of reconstrueren. In Vlaanderen worden nog twee veelhoekige virginalen bewaard: een van Hans Ruckers (1591) in het Gruuthusemuseum te Brugge en een van Johannes Karest (1548) in het MiM. Van Boven ging op bezoek bij beide musea waar hij de instrumenten fotografeerde. Nadien nam hij contact op met de conservatoren van de musea om na te vragen of er plannen of kopieën van de instrumenten bestaan. Voor beide virginalen is dat niet het geval. Van Boven besloot om voor het instrument van Karest te gaan, omdat dat het oudste virginaal van de twee is en omdat Karest een voorloper was van de Ruckersdynastie.

De volgende stap was om het instrument op te meten. Van Boven maakte een afspraak met de conservator om langs te gaan op een sluitingsdag. Hij maakte foto’s van alle details en op een groot kalkpapier tekende hij het instrument af. Hij bepaalde de verschillende afmetingen, de booggraden van de hoeken en het materiaal waaruit het virginaal gemaakt is. Met die informatie ging hij aan de slag in zijn atelier.

Veelhoekig virginaal van Johannes Karest (1548) in het MiM

De klankkast

Van Boven verzamelde het nodige hout en schaafde het bij met een vandikteschaaf. Daarna maakte hij de klankkast, in dit geval uit esdoorn. Later worden instrumenten in Vlaanderen gemaakt uit lindehout, populier, eik of beuk omdat die houtsoorten hier voorradig zijn. Van Boven zaagde de planken in de juiste lengte en lijmde ze aan elkaar. Ook de stembalk (waarin later de stempinnen komen) lijmde hij erop. Van Boven maakte daarvan duidelijke aantekeningen, want je kan niet meer zien waar de stembalk juist zit wanneer het klankblad erover ligt. In de klankkast lijmde Van Boven vervolgens de tussenschoten (waartussen het klavier komt), een lijst waarop het klankblad gelegd wordt en verstevigingen.

Daarna maakte Van Boven de bodem, die hij uit planken samenstelde. Hij tekende de bodem af, zaagde de vorm uit en bevestigde de bodem aan de klankkast. Normaal wordt dat met lijm gedaan, maar Van Boven koos ervoor om de bodem vast te schroeven. Dat biedt meer mogelijkheden om later bijvoorbeeld herstellingen te doen. Bij historische instrumenten zie je soms dat er een stuk is uitgezaagd en vervolgens terug opgevuld. Door vijzen te gebruiken, kan je dat vermijden. Van Boven maakte ook een onderstel voor de klavecimbel, geïnspireerd op onderstellen van instrumenten die hij eerder maakte.

Vervolgens werkte Van Boven de klankkast af met mouluren of sierlijsten. Die dienen hier niet alleen als versiering, maar ook als versteviging. De wanden zijn namelijk veel dunner dan bij latere klavecimbels.

Het klavierraam

Wanneer de klankkast klaar was, begon Van Boven met het klavierraam. De basis daarvan is een plank waarop de balansrail komt. Dat laatste werkt een beetje zoals een wipplank: de toets ligt op de balansrail, je drukt de ene kant van de toets naar beneden waardoor de andere kant naar boven gaat. Omdat de witte toetsen langer zijn dan de zwarte, hebben de instrumenten normaal twee balansrails. Dit virginaal heeft er slechts één waardoor je iets harder op de zwarte toetsen moet duwen.

Op de klavierplank tekende Van Boven vervolgens de toetsen en de plaatsen waar gaten geboord moeten worden. De draad van het hout moet daarbij in het verlengde van de toets liggen. Wat opvalt, is dat het eerste deel van het klavier diatonisch is (do, re, mi, fa, sol, la), daarna wordt het chromatisch (si mol, si, do …). Dat is typisch voor die tijd en werd gedaan om grote akkoorden te kunnen spelen met de linkerhand. Van Boven boorde vervolgens de gaten waarbij het klavierraam en de klavierplank bovenop elkaar lagen. De toetsen verzaagde hij met de lintzaag.

De volgende stap was om de toetsen te beleggen. Voor dit instrument werd buxus gebruikt. Dat is niet Vlaams, maar eerder Italiaanse stijl. Buxus is hout dat voorhanden was in Italië, maar niet hier. Het werd dus geïmporteerd. Wat ook speciaal is: op de toetsen zitten inkepingen. Bij andere instrumenten zie je dat niet.

Het klankblad

Voordat hij aan het klankblad begon, ging Van Boven terug naar het museum. Daar tekende hij op kalkpapier de juiste plaats van de kammen en stempinnen (waarop de snaren gespannen worden), gaten voor de dokken (waaraan de plectra komen) en klankgaten. Dit virginaal heeft twee klankgaten met perkament in. In een latere periode wordt het perkament door lood vervangen.

Terug thuis begon Van Boven met het schaven van het klankblad, dat samengesteld wordt uit verschillende planken. Het blad trilt mee met de snaren en is daarom niet overal even dik: aan de hoge tonen is het iets dunner dan aan de lage tonen. Vervolgens maakte Van Boven gaten in het klankblad voor de klankgaten en dokken. Daarna lijmde hij bovenaan het klankblad de kammen en onderaan de bebalking ter ondersteuning.

Om het klankblad in het virginaal te passen, moest Van Boven rekening houden met vocht. Op een halve meter kan hout in de breedte tot een halve centimeter uitzetten. Het klankblad moet dus in het instrument geplaatst worden in een zo droog mogelijke kamer. Als het daarna vochtiger wordt, gaat het hout uitzetten en komt er spanning op waardoor het instrument beter klinkt. Als vervolgens het terug droger wordt, zal het hout ook niet scheuren.

Daarna plaatste Van Boven de dokkenlijst (die bovenop de dokken ligt) en de opbergruimte. Typisch voor een virginaal is dat het een opbergruimte heeft waarin je bijvoorbeeld een stemsleutel en extra snaren kan steken. Ook de stempinnen bracht Van Boven aan. De stempinnen zijn 4 mm dik. Eerst boorde Van Boven gaten van 3,8 mm waarna hij de pinnen er inklopte. Doordat het gat kleiner geboord is dan de dikte van de pinnen, ontstaat een spanning die de pinnen vasthoudt.

Beschildering

Op het virginaal staat een Latijnse tekst. Die liet Van Boven schilderen door Jan Lermytte. Op het naambord boven het klavier wordt altijd de naam van de bouwer in het Latijn geschreven. Er staat nu: IOSEPHVS SVPERVS ME FECIT ANTWERPIAE, of Jef Van Boven heeft me gemaakt in Antwerpen”. Erboven staat ook de datum waarin het instrument werd afgewerkt, 2023.

Op de buiten- en binnenkant van het virginaal staat psalm 150 in het Latijn. De tekst start vooraan op het instrument met: Loof de Heer met snarenspel en fluit. Looft Hem met helder klinkende cimbalen”.

De onderste mouluren zijn versierd met zwarte blokjes. Dat is nog typisch Italiaanse stijl. Vlaamse klavecimbels worden later volledig beschilderd en met papier beplakt.

Besnaring en transport

Tot slot moest het instrument besnaard worden. Daarbij komt wiskunde kijken. De dikte van de snaren wordt bepaald aan de hand van verschillende factoren: de lengte van de snaar, de spanning, de toonhoogte en het materiaal. Bij Vlaamse instrumenten wordt voor de hoge snaren staal gebruikt, voor het lagere gedeelte messing en voor de laagste snaren – de bassnaren – koper. Van Boven heeft voor die berekeningen een formule gemaakt waarin hij alle variabelen moet ingeven. In totaal staat op het instrument een trekkracht van 198,22 kg. Als alle snaren op het instrument zaten, stemde Van Boven het instrument af zodat de klank van elke noot even sterk en even rond is.

Het virginaal heeft geen deksel, zoals je ziet bij klavecimbels. Er was wel een buitenkast waarin je het instrument kon schuiven om het te transporteren. Van Boven maakte voor zijn replica een hoes met planken om het instrument te beschermen bij transport.

Klavecimbelbouw als immaterieel erfgoed

Immaterieel erfgoed zijn gewoontes, kennis en praktijken die we niet echt kunnen grijpen. Het zit in onze hoofden en onze handen. We geven het door van generatie op generatie en laten de praktijk mee-evolueren met de tijd. De gemeenschap draagt en deelt dit levende erfgoed. Het bouwen van historische klavecimbels werd door Jef Van Boven geregistreerd op immaterieelerfgoed​.be.

Misschien houd jij ook bepaalde tradities, kennis en vaardigheden rond muziek- en podiumkunsten in leven en wil je die meer zichtbaarheid geven? Dan kan je deze registreren op immaterieelerfgoed​.be!

Oproep voor uitwisseling

Wie interesse heeft om met Jef Van Boven uit te wisselen over klavierinstrumentenbouw of een van zijn instrumenten wil gebruiken voor een project, kan hem contacteren via jef.​van.​boven@​skynet.​be.

Ook interessant

23 apr. 2024

“Gentse volksliedjes hebben een grote verbindingskracht”

Folkmuzikant Wim Claeys zingt samen met de Stemband liedjes in het Gents dialect. Het kinderkoor kreeg een plaats op het Register van Inspirerende Vo…
Lees meer
16 apr. 2024

"We doen toverlantaarnshows zoals die in de periode 1820-1920 kunnen geweest zijn"

In hun vrijetijd voeren Dominique Santens en Philippe Khazzaka, samen met twee collega’s, toverlantaarnshows op. Wat is een toverlantaarn juist?
Lees meer
21 mrt. 2024

Topstuk in de kijker: Judith ende Holifernes

In 1577 schreef de Roeselaarse rederijker Robert Lawet een toneelspel over Judith en Holifernes, een geliefd thema in de dramatiek. In 2014 werd het …
Lees meer
20 feb. 2024

Topstuk in de kijker: Grisildis gedicht en liederen

In 1517-1518 verzamelde Antonius Ghijselers 25 van zijn gedichten en liederen in een handschrift. Dat werd in 2007 erkend als Vlaams topstuk.
Lees meer