“Hip hip hoera. Een plaat waar ik het bestaan nog niet van af weet” - In gesprek met platenverzamelaars Rinus Blijleven en Willy Machiels
Bij hem thuis staan de oudste platen van Nederland netjes in de kast. Heel af en toe speelt hij er nog eentje af, maar in het zoeken naar en vinden van nog onontdekte uitgaven of informatie over artiesten, vindt hij veel meer plezier. In de jaren 80 begon hij aan een omvattende catalogus van 78-toerenuitgaven van Nederlandse artiesten. En hij trekt het land rond om andere platencollecties te behoeden van vernietiging.
Of we het zien zitten om met hem af te spreken zodat hij zijn nieuwste project kan voorstellen? Natuurlijk! En zo ontmoeten we hem in de Gentse conservatoriumbibliotheek: Nederlander Rinus Blijleven, die voor de gelegenheid een Belgische collega-verzamelaar, Willy Machiels, meebrengt.

Over het project: de oudste Nederlandse en Belgische plaatopnamen
Drie jaar lang zocht Rinus naar de oudste opnamen van de Lage Landen. In het najaar van 2024 verschenen de resultaten van zijn speurtocht: een cd met 34 opnamen uit de periode 1898 – 1903, een afgeleide vinyl met 22 titels, en een themanummer van De Weergever, het magazine van de gelijknamige Nederlandse vereniging voor verzamelaars van historische geluidsapparatuur en geluidsdragers (De Weergever, 46 (2024) 3).
Rinus: “Dit is de eerste keer dat het allereerste geluid opnieuw wordt uitgebracht én dat er wordt beschreven wat er nog bewaard is van opnamen uit die periode. Het gaat om 78-toerenplaten met Nederlandse en Belgische artiesten of platen die hier zijn opgenomen. Naast de muziek die je zou verwachten — zoals marsen door militaire kapellen, vaderlandslievende liederen en komische nummers — kan je ook een toespraak, reclameboodschappen en vogelgeluiden horen.”
“Voor het overzicht van platen in het themanummer begon ik met de platen uit mijn eigen collectie. Een belangrijke bron was het boek His Master’s Voice / De Stem van zijn meester van Alan Kelly en Jacques Klöters. Daarin staat een lijst van wat er in de periode 1900 – 1903 opgenomen is. Zij het dat die informatie onvolledig is: de opnamedatums ontbreken bijvoorbeeld. Kopieën van de eerste Nederlandse platencatalogi uit 1900 en 1902 hielpen me verder, net als correspondentie en andere documentatie. Veel informatie vond ik via Delpher, de online databank van oude kranten [een initiatief van de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek, nvdr.]. En verder benaderde ik andere verzamelaars en instellingen. Het is opvallend hoe weinig van deze platen bewaard worden in de instellingen. Dit materiaal zit vooral bij privéverzamelaars.”
Voor het digitaliseren kon Rinus rekenen op medewerking van geluidsrestaurator Harry Coster.
Rinus: “Harry vond dit een leuk idee en wilde graag helpen. Maar gemakkelijk te organiseren was het niet altijd. Verzamelaars willen hun platen niet altijd afgeven, want het is kostbaar, kwetsbaar en zeldzaam. Ik haalde dus verzamelaars thuis op, bracht ze met hun platen naar Hilversum, waar ze ter plekke gedigitaliseerd werden door Harry, en ik bracht ze daarna weer naar huis. Het materiaal van de Belgische verzamelaars hebben we bij hen thuis gedigitaliseerd. Behalve wanneer ze te veel materiaal hebben om dat op 1 dag rond te krijgen, zoals Willy. Van hem mochten we verschillende opnames meenemen naar Harry’s studio en op een later moment terugbrengen.
Op de cd is maar een selectie van het gedigitaliseerde materiaal terecht gekomen. In totaal gaat het om zo’n 150 platen [tegenover 34 titels op de cd, nvdr.]. We hebben daarbij ook bewust gezocht naar kwaliteit. Een plaat die niet om aan te horen is, moet je er ook niet op willen zetten. Mensen die meegewerkt hebben, kregen een stick met het gedigitaliseerde geluid.”
Voor de cd stonden Rinus en Harry zelf in – bedoeld als een soort verjaardagscadeau aan vereniging De Weergever, die haar 45ste verjaardag vierde. De plaat daarentegen, die kwam er op initiatief van de platenindustrie. Ter gelegenheid van het jubileum van De Weergever werden de cd en plaat ook officieel voorgesteld:
Rinus: “Met een concert door het Haarlemse mannenkoor Zang en Vriendschap. Zij waren in 1926 in Londen het eerste koor dat met een elektrische microfoon opnam. Die opname reconstrueerden we als het ware in de Waalse Kerk, in aanwezigheid van een Western Electric 394W microfoon [een type microfoon, ontwikkeld midden jaren 1920, dat baanbrekend was in de evolutie van geluidstechniek, nvdr.]. Met het concert evoceerden we dus de vroege jaren van de opname-industrie.”
Over zijn collectie en werk
Rinus: “Mijn verzameling bevat vooral 78-toerenplaten uit de periode 1900 – 1959, die een link hebben met Nederland. Alles wat Nederlands is, probeer ik te verzamelen: opnames van Nederlandse artiesten, zoals Willy Derby en Lou Bandy, maar ook opnames van buitenlandse artiesten die in Nederland gemaakt zijn. Inmiddels gaat het om meer dan 12.000 stuks. De oudste platen dateren uit januari 1900, dat zijn nog Berlinerplaten. De allereerste opname die in Nederland is gemaakt, heb ik in mijn bezit. Het is mijn levenswerk geworden.
Naast het verzamelen van platen, ben ik ze ook gaan beschrijven. Ik had het geluk in de jaren 80 in aanraking te komen met Jacques Klöters en anderen, die al wat werk hadden verricht op dat vlak. Zij waren al in Engelse archieven gaan spitten naar informatie, hadden contacten in Amerika. Die mensen hielpen me verder op weg.
Mijn overzicht valt niet samen met mijn collectie: ik probeer informatie te verzamelen over alle opnames die een link hebben met Nederland. Ook een deel van het Belgische materiaal staat er in beschreven, maar het is als Nederlander niet zo gemakkelijk om de juiste en alle informatie te bemachtigen. Alleen grote namen zoals Willekens en Lamoen zijn opgenomen. Die namen zijn verbonden aan het begin van de platengeschiedenis; een geschiedenis die grotendeels onbekend is – in Vlaanderen meer nog dan in Nederland.
Ik beschrijf de platen op een manier die echt alles omvat, waardoor dingen meer zichtbaar zijn geworden. Daarbij vertrek ik van wat er in theorie zou moeten zijn. Zelfs in die heel vroege periode is er ontzettend veel opgenomen. Tussen 1897 en 1903 gaat het om ongeveer 14 à 1500 opnames. Wat er daarvan nog te vinden is als plaat, is de volgende vraag. Die eerste opnames werden gemaakt door Engelse firma’s die met een mobiele studio door Europa reisden. Na anderhalf jaar kwamen ze pas voor een tweede keer in Nederland. Op hoeveel exemplaren persten ze die opnames? Hoe werden ze verspreid? Was er een publiek voor te vinden of werden ze retour gestuurd naar de platenfirma omdat ze slecht verkochten? Zijn ze doorheen de jaren gewoon verloren gegaan? Er zijn veel factoren die meespelen in wat nog bewaard gebleven is. Uit die vroege periode heb ik jammer genoeg nog maar een 150-tal platen effectief teruggevonden.
Ik verzamel niet alleen discografische informatie. Ik doe ook pluiswerk naar de levens van artiesten, want ook daar is weinig over geweten. Mijn informatie komt van de platen, maar ook uit de catalogussen van de platenlabels, uit krantenknipsels, briefwisseling … Zo heb ik het oude kaartensysteem tot 1950 van Columbia in mijn bezit, in kopie. Hun oude fichebak, zeg maar. Op die kaarten staan titels, uitvoerders, componisten, enzovoort. Per maand werden er ook cijfers op bijgehouden van wat er verkocht werd. Waar kan, voeg ik ook de gescande labels toe aan mijn catalogus, want als je het label hebt, weet je dat de plaat bestaat. Intussen heb ik er meer dan 100.000 digitaal. Het bijhouden van al die informatie is een monnikenwerk, maar wel belangrijk. Het meeste is niet online te vinden. Ook mijn catalogus bestaat gewoon in Word, dat heb ik altijd makkelijker gevonden dan een database.
Mijn zoektocht breidde zich steeds verder uit. Op websites – tot in Amerika toe – vind ik wel eens informatie, maar echte contacten leggen is vaak moeilijk. Ik roep ook de hulp in van andere verzamelaars, vraag hen om mijn informatie aan te vullen of te corrigeren op basis van hun collecties. Doordat ik al zo lang bezig ben, krijg ik vaak spontaan mails van andere verzamelaars om te laten weten wat ze gevonden hebben. Ik ben ooit met een bom aan informatie over Beka, Odeon, Parlophone teruggekomen van een reis naar Bonn. Contacten met artiesten zijn ook waardevol. Inmiddels beschik ik ook over veel documentatie, brieven, affiches, die ik deels van de artiesten zelf of hun familie kreeg, bijvoorbeeld van Lou Bandy.
Er is al veel beschreven, maar er is ook nog heel veel niet beschreven. Dat zoeken en vinden, is toch echt het plezantste aan dit werk. Af en toe kom ik nog nieuwe titels tegen. Hip hip hoera, denk ik dan. Een plaat waar ik het bestaan nog niet van af weet.”
Over De Weergever
De Weergever is een in Amsterdam gevestigde vereniging voor verzamelaars van historische geluidsapparatuur en geluidsdragers. Ontstaan in 1979, stelt ze zich tot doel om kennis over oude geluidsapparatuur en ‑dragers te behouden en uit te wisselen. Het accent ligt daarbij op 78-toerenplaten, maar ook wasrollen, magneetbanden en in toenemende mate vinyl komen aan bod. De vereniging geeft advies, organiseert ruilbeurzen en veilingen, en publiceert onderzoek (vaak van eigen leden) in het verenigingsblad ‘De Weergever’, dat vier keer per jaar verschijnt. Een groot aantal artikels (uit alle jaargangen, teruggaand tot het stichtingsjaar) kunnen op de website van de vereniging geraadpleegd worden.

De vereniging beschikt ook over een eigen clubhuis, waar zo’n 40 à 50.000 platen staan, die de leden kunnen kopen:
Rinus: “Dat zijn schenkingen die ik ophaal doorheen heel Nederland. Omdat niemand weet waar het anders heen moet. Instellingen zijn niet geïnteresseerd. En winkeliers in tweedehandsplaten verwijzen door naar De Weergever. Ze moeten zelf geen 78-toeren meer hebben, want ze zijn breekbaar. Ik ben de eerste die de schenkingen ziet, en selecteer. Je moet filteren, want platen van bekende artiesten blijven in veelvoud binnenkomen. Dan moet je beslissingen nemen; het heeft geen zin om 50 dezelfde platen binnen te halen. Klassiek bijvoorbeeld nemen we niet meer binnen, want daar staat het in ons clubhuis al vol van. We krijgen dat ook niet verkocht, daar is geen koper voor. En ik haal uit die collecties wat mij interesseert, als een soort van vergoeding voor mijn vrijwilligerswerk. Zo heb ik in de loop der tijd een mooie verzameling weten op te bouwen. Toen ik begon werd er soms nog gevochten voor bepaalde platen. Tegenwoordig is dat wel anders.”
Of de vereniging nog veel actieve leden telt?
Rinus: “De Weergever heeft er ongeveer 500, de meesten verzamelaars. Daartoe behoren ook Belgische en Duitse verzamelaars. Maar ook Nederlanders die in Frankrijk, Portugal, Spanje en zelfs China wonen, zijn lid van de vereniging. De meesten zijn jammer genoeg al van een zekere leeftijd. We willen ook jongere leden aantrekken, maar daar is geen interesse meer voor die ‘oude rommel’. Daarom moeten we geleidelijk meer aandacht besteden aan vinyl. Jonge verzamelaars gaan ook anders te werk: die komen zeer gericht naar de vereniging om platen te vinden die ze net op het internet gehoord hebben.”
Willy treedt Rinus bij, want ook in België heeft men met een gelijkaardig probleem te kampen: “Naast de platen, zijn ook de verzamelaars van oude platen stilaan aan het verdwijnen. Ik ben een eind in de zestig, maar wel één van de jongste leden bij de Belgische Record Memory Club. We hebben een 80-tal leden, en komen 1 keer per maand samen in Jette. De meeste aanwezigen brengen platen mee, we praten er over van alles en nog wat rond 78-toerenplaten en er is gelegenheid om elkaars platen aan te kopen voor €1. Er zijn ook ons bescheiden magazine en onze jaarlijkse beurs. Maar er zijn dus al mensen verdwenen de voorbije jaren, en met hen, ook hun kennis.”
Wat er op dat moment met die leden hun collecties gebeurt?
Willy: “Dat hangt ervan af: twee jaar geleden kocht de club een verzameling over, anders ging ze op de container belanden. De leden konden komen snuisteren en platen uitzoeken. Maar slechts een 7 of 8 leden zijn dat effectief komen doen. De rest is in loten op de tweedehandsmarkt gezet. Wat niet verkocht is, is weggebracht naar het containerpark. Als verzamelaar gaat het aan je hart, dat dit soort dingen gebeuren.”
Over de erfgoedsector
Is het een bewuste keuze om die schenkingen niet aan erfgoedinstellingen toe te vertrouwen?
Rinus: “Die bestaan nog niet [specifiek voor dit soort muziek, bedoelt hij, nvdr.]. Je hebt wel Beeld en Geluid, maar die gaan heel strikt selecteren en durven geld te vragen omdat het beschreven moet worden. Muziekweb wou eerder de organisatie worden waar 78-toerenplaten een plek konden vinden, maar zij zijn nu zelf ondergebracht bij Beeld en Geluid, dus dat gaat niet meer door. Ik heb trouwens nog acht jaar lang onderzoek gedaan in Beeld en Geluid, heb in hun archieven gespit om alle platen door m’n handen te laten gaan op zoek naar Nederlands materiaal. Ik zag toen dat ze daar de labels van de platen overstickerden. Die zijn dus weg, wat een doodzonde! Vanuit het idee dat het om de muziek zou gaan. Terwijl, neen, voor verschillende verzamelaars gaat het niet alleen om het geluid, maar ook om de informatie op het label en om het ruimere verhaal, waar de labels bij horen. Een plaat die uitkwam in 1912, kan in de jaren 20 nog steeds verkocht worden, al kreeg die in de tussentijd steeds een ander label. Door die labels kan je zien hoe lang een plaat in de catalogus van het label heeft gestaan, hoe populair die was. Labels geven dus inzage in de geschiedenis. Als verzamelaar wil je dat vastleggen en beschrijven, zodat dat zichtbaar blijft. Daarom is mijn computerbestand zo belangrijk. Als je die labels wegpoetst door er stickers op te plakken, dan verdwijnt dat beeld.”
Willy deelt zijn ervaringen met de Belgische sector: “Ik heb ooit contact gehad met het Muziekarchief en stelde hen voor om mijn verzameling te laten opnemen. Maar ik kreeg toen het bericht dat ze niet zo ver terug in de tijd wilden gaan [de oudste platen in Willy’s collectie gaan eveneens terug tot het begin van de 20ste eeuw, nvdr.]. Maar bij platencollecties die wél in de instellingen terechtkomen, duurt het vaak jaren vooraleer ze toegankelijk zijn. De verzameling Yves Becko bijvoorbeeld zit al zo’n 25 à 30 jaar in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel, maar is onlangs pas volledig beschreven geraakt. Dat is jammer. Niet omdat dat ik de platen zelf wou zien; ik was vooral benieuwd naar de informatie erover. Dát is relevant als verzamelaar! Maar hier in Vlaanderen lijken er geen ideale oplossingen. Ik zoek een poortje, mogelijkheden om hier in Vlaanderen/België iets te doen. Om te helpen met de bewaring van dit stukje cultuur. De Belgische namen uit die vroege platengeschiedenis zijn al grotendeels vergeten, we zijn dat aan het verliezen …”
Rinus: “In Nederland lijkt het Allard Pierson voorzichtig geïnteresseerd te zijn. Zij hebben initiatief genomen om richting de politiek in beeld te brengen waar de collecties zitten [hij verwijst hier naar het project Het Vergeten Lied/Vergeet me Lied, een initiatief van TaalUnie, Podiumkunst.net en Allard Pierson, waar privécollecties en uitdagingen bij het verzamelen van het Nederlandstalig lied in kaart werden gebracht. Rinus’ verzameling komt er zelf ook in aan bod, nvdr.]. En ze hebben een aantal verzamelaars op het oog die voorrang zouden krijgen om hun collecties binnen te halen. Met mij zijn ze ook in gesprek gegaan.”
Hoe zien ze de rol van de erfgoedsector in een domein waar privéverzamelaars nog domineren?
Rinus: “De instellingen moeten contact zoeken met de verzamelaars! Ze moeten meer naar buiten treden, niet in hun cocon blijven zitten. Het materiaal zit nog bij verzamelaars, dus betrek ons.”
Willy: “Nodig mensen uit voor een gesprek. Zodat je op de hoogte blijft van wat er leeft, wat ons bezig houdt. Het is jammer dat niet meer Belgische verzamelaars bezocht zijn in het project waar Rinus net naar verwees. Dat zou een begin kunnen zijn om elkaar te leren kennen.”
Rinus: “Digitalisering van die oude 78-toerenplaten zou mooi zijn, en voor niet-kenners volstaat het vaak dat muziek gewoon heruitgegeven wordt. Maar voor verzamelaars gaat het ook om het object dat aan die opname vastzit. Dat object moet bewaard kunnen blijven, net zoals de informatie op en over dat object. Ik heb veel platen beschreven in mijn catalogus, maar die is privé. Als al die informatie via een website consulteerbaar zou zijn, dan zou dat een ongelooflijke stap vooruit zijn. Maar ik heb zelf de kennis en de financiën niet om dat te doen. De overheid zou zoiets moeten ondersteunen. Iemand moet gewoon het initiatief nemen.”
Waarom maken jullie geen gebruik van al bestaande platformen op het internet, die zich specialiseren in geluidsdragers, zoals Discogs?
Rinus: “Discogs is te vrijblijvend, daar werk ik niet aan mee. Iedereen kan zomaar aanpassingen maken aan de informatie, en lang niet alle invoerders zijn even bekwaam in de materie als de echte verzamelaars. Alle andere informatie die ik verzameld heb, de labels enzo, zou daar ook geen plaats hebben. Dan verkies ik dat er een aparte website gebouwd wordt. Ik ben blij dat Allard Pierson nu bekijkt om dat rond mijn catalogus te doen.”
Willy: “De kwaliteit van de informatie zou voorop moeten staan. En dat is bij dat soort platformen niet altijd het geval. Ik krijg bijvoorbeeld voortdurend de opmerking [beschrijvingen in Discogs worden gecontroleerd door een redactie van ervaren invoerders, nvdr.] dat er per plaatkant geen verschillende catalogusnummers ingevoerd kunnen worden. Dat bestaat zogezegd niet. Maar het kan toch niet de bedoeling zijn dat ik onvolledige informatie invoer of informatie verkeerd ingeef. Ook in andere bestaande catalogi is de informatie vaak erg onvolledig. In de catalogus van het Muziekarchief bijvoorbeeld, zijn geen matrijsnummers opgenomen [een matrijs- of matrixnummer is een alfanumerieke code die in de “runout groove” — waar de groef naar het label toeloopt – van de plaat gegraveerd staat. De code dient als een identificatiemiddel om de plaat te onderscheiden van andere en kan informatie onthullen over de herkomst en productie van de plaat, nvdr.]. Die zijn voor verzamelaars en onderzoekers nochtans erg belangrijk voor een correcte identificatie van de plaat.
Ik zou ook wel willen dat mijn collectie op termijn bewaard kan blijven. Maar ik heb er geen idee van waar ik met die vraag terecht kan. Al die verschillende instellingen die met muziekerfgoed bezig zijn, dat is verwarrend. Ook andere Belgische verzamelaars hebben dat probleem. Als die collecties nu niet bewaard kunnen blijven in professionele omstandigheden, dan vrees ik dat ze voor altijd verloren zijn, je krijgt dat nooit nog bij elkaar.”
Ook interessant

Borgen voor morgen: circuserfgoed belicht | verslag

Vacature: twee jobstudenten - bladmuziek in RISM

Topstuk voorgesteld: Tekeningen in de drie volumes van Théâtre van Maurice Maeterlinck
