Topstuk voorgesteld: de Dôdekachordon van Glareanus
Niet elk muzikaal topstuk uit de topstukkenlijst is in Vlaanderen of Brussel gemaakt of heeft een Vlaams muziekverleden gekend. Sommige objecten en documenten passen in een West-Europese muziekgeschiedenis en werden elders gemaakt. Henricus Glareanus (geboren Heinrich Loriti, 1488-1563) is een bekend muziektheoreticus uit de hoogdagen van het renaissancehumanisme. Een exemplaar van zijn Dôdekachordon wordt in Antwerpen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium) bewaard.
Boek
De Dôdekachordon van Henricus Glareanus geldt als een erg belangrijk en invloedrijk muziektheoretisch werk uit de renaissance. Hij deelt zijn werkstuk in drie delen in: een eerste over de tot dan toe bekende en door hem aangevulde muziektheoretische kennis, een tweede deel over de eenstemmige muziek en een laatste deel over meerstemmige muziek. De belangrijkste elementen van dit traktaat vormen de introductie van vier modi aan de bekende acht traditionele modi (vandaar ook de titel), de eerste biografische schetsen van enkele invloedrijke polyfonisten (bijvoorbeeld Josquin Desprez, Joannes Ockeghem en Heinrich Isaac) en de uitgebreide verzameling meerstemmige werken (meer dan 120) van componisten uit de 15de en begin 16de eeuw. Het betreft een druk op papier, in een band met witleer en blindstempels en sluitingen. De oorspronkelijke beslagen (hoekstukken en koppen) zijn verwijderd. Het boek telt 497 pagina’s.
Auteur
Heinrich Loriti is afkomstig van het kanton Glarus in Zwitserland en krijgt zijn eerste muzikale vorming van Michael Rubellus. In 1507 wordt hij ingeschreven aan de universiteit van Keulen en volgt er filosofie, theologie, wiskunde en muziek. Na zijn studies keert hij terug naar Zwitserland waar hij in dispuut raakt met Zwingli die omwille van zijn religieuze hervormingen geen plaats meer laat voor muziek tijdens de liturgie. In 1514 trekt hij naar Bazel waar hij Erasmus leert kennen. Hij verblijft een paar jaar in Parijs en verlaat in 1529 opnieuw Bazel voor Freiburg im Breisgau omwille van religieuze hervormingen. Daar verblijft hij tot zijn dood. Verschillende elementen hebben de Dôdekachordon tot zijn vorm gebracht: Glareanus’ niet afwijkende interesse in de modi en zijn pleidooi voor liturgische muziek (het gregoriaans).
Totstandkoming
Blijkens een brief van Erasmus werkte Glareanus reeds in 1534 aan de Dôdekachordon en in 1539 is het boek helemaal klaar. Toch zou het nog acht jaar duren voor de Dôdekachordon verscheen. De drukkosten voor een dergelijk boek waren erg hoog en een goede drukker vinden was voor Glareanus erg belangrijk. In de totstandkoming vormt het Antwerps topstuk een belangrijke schakel. Dr. Bernhard Kölbl onderzocht de talrijke annotaties van het exemplaar en wist aan te tonen dat deze wijzen op verbeteringen die de auteur aanbracht en die enkel in dit exemplaar voorkomen. Dit topstuk functioneerde als een drukproef waarbij Glareanus zorgvuldig het productieproces volgde en zijn visie op de weergave van de muziek en bijschriften (bijvoorbeeld de gezongen tekst) zoveel mogelijk probeerde te behouden.
Van drukker Henricus Petri (1508 – 1579) is geweten dat hij weinig ervaring had met muziekdruk (maar wel een goede naam had); vandaar wellicht dat er door Glareanus veel valt op te merken in de talrijke pagina’s met muziekvoorbeelden en volledige werken.
Boekgeschiedenis
Het verhaal van dit topstuk krijgt nog een extra luik omdat de bezitsgeschiedenis zowat volledig in kaart gebracht kan worden: een geschiedenis van een privéstuk dat overgaat naar een universitaire instelling, terug in een privécollectie terechtkomt en uiteindelijk publiek bezit wordt. Het boek was persoonlijk bezit van Glareanus en werd samen met zijn andere boeken in 1561 beloofd aan kanunnik Johann Egolph von Knöringen (1537 – 1575), de latere bisschop van Augsburg. Bij Glareanus’ overlijden in 1563 verhuist het bestand effectief naar de bisschopsstad. In 1573 schonk bisschop von Knöringen zijn boekencollectie (6.062 banden) via een stichting aan de Artesbibliotheek van de universiteit van Ingolstadt. In de Napoleontische oorlogstijd (concreet in 1800) besloot de Beierse keurvorst Maximilian VI Joseph (1756 – 1825) om de universitaire boekencollectie over te brengen naar Landshut, waar de keurvorsten ook een buitenverblijf hadden. Circa 50.000 boeken werden overgebracht naar een groot Dominicaans kloostergebouw dat na de afschaffing in onbruik was. Belangrijk voor de collectie is dat na deze verhuis begonnen werd met de alfabetische en trefwoordencatalogus. Bovendien werd ook sterk ingezet op acquisitie, onder meer van collecties van afgeschafte religieuze instellingen. Na de dood van de keurvorst werd het bestand (nu 130.000 banden) overgebracht naar München waar de universiteitsbibliotheek pas in 1840 een eigen ruimte kreeg. In 1879 verlaat het topstuk deze uitgebreide historische collectie (op basis van een richtlijn dat dubbels verkocht mochten worden): het wordt gekocht door Léon de Burbure de Wesembeek (1812 – 1889) en verhuist naar Antwerpen. Na diens overlijden schenkt de weduwe een groot bestand aan handschriften, curiosa en bladmuziek aan de stad Antwerpen. Nog later (1900) wordt een deel daarvan in bewaring gegeven aan de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. De Dôdekachordon wordt bewaard onder inventarisnummer KVC 100306 en werd eind 2012 erkend als topstuk.
Bronnen en literatuur
- Alaerts, L. (z.d.). Topstukken.
- Dewilde, J. (2009). Met dank aan collectioneurs uit heden en verleden. Forum, 17(2), 3 – 9.
- Dewilde, J. (z.d.). de Burbure, Léon. Studiecentrum Vlaamse Muziek.
- Grijp, L.P., & Scheepers, P. (Reds.) (1990). Van Aristoxenos tot Stockhausen. Deel 1: Van Oudheid tot Renaissance (pp.299 – 319). Wolters-Noordhoff.
- Kölbl, B. (2012). Musiktheorie in Druckerpresse und Hörsaal: Eine singuläre Quelle zur Druckgeschichte des Dodekachordons und zu Glareans Unterrichtstätigkeit im Bestand der Konservatoriumbibliothek Antwerpen. Acta Musicologica, 84(1), 19 – 36.
- Universitätsbibliothek der LMU München. (2014). Geschichte der Universitätsbibliothek der LMU München, 1473 – 2004.