Met hout en hart: Danny Van den Herrewegen over draailierbouw
Op 4 november werd CEMPER hartelijk ontvangen in het gezellige en warme Atelier Musica van instrumentenbouwer Danny Van den Herrewegen. Enkele dagen eerder stuurde hij ons zijn nieuwe website toe, wat de ideale aanleiding was om de man achter het vakmanschap te leren kennen. In een interview vertelt hij over zijn afgelegde parcours, zijn passie voor houtbewerking en zijn kijk op het bouwen van muziekinstrumenten.
Atelier Musica staat bekend om de passie en het vakmanschap van de bouwer. Danny is dan ook een gekende naam binnen de Vlaamse folkwereld. Hij maakt al veertig jaar muziekinstrumenten, waaronder draailieren, epinetten en gitaren – elk instrument zorgvuldig met de hand vervaardigd. Ook voor reparaties en onderhoud kan je bij hem terecht.
Draailier?
Voor velen is de draailier een mysterieus instrument, maar voor Danny is het een boeiende uitdaging. Hij geniet van de complexiteit en veelzijdigheid, maar erkent ook de beperkingen van het instrument. “Je wordt er naartoe getrokken of je loopt er van weg,” zegt hij over de draailier, die hij als “verdelend” omschrijft:
“Het is een instrument dat krachtig is enerzijds. En anderzijds is het beperkt: je mag het draaien en keren zoveel je wilt, maar door het feit dat het een bourdon instrument is, zit je altijd aan die bourdon vast. Je mag er dan wel een capodaster opzetten, dat blijft altijd een instrument met een bepaalde kleur. Zo ook met het volume. Als ik dat speel, is het altijd hetzelfde: je kunt niet stil of luid spelen, terwijl je bijvoorbeeld op een viool meer of minder druk kunt zetten. Dus het heeft zijn beperkingen. Mijn ondervinding is dat je er ofwel van wegloopt ofwel toe aangetrokken wordt. Het is het een of het ander. Dat kom ik dikwijls tegen, de ene zegt: ‘Wil je ermee stoppen?’ en de andere zegt: ‘Maar, dat is ongelooflijk’. Het is wel een instrument dat verdeelt.”
De draailier blijft dus een niche-instrument, maar wie erdoor aangetrokken wordt, maakt al snel deel uit van een toegewijde groep muzikanten en enthousiastelingen.
Wist je trouwens dat een draailier bestaat uit maar liefst 350 losse onderdelen? Een arbeidsintensief proces, maar een uitdaging waar Danny telkens met plezier aan begint.
De weg naar het meesterschap
Wat begon als een fascinatie voor instrumenten, groeide uit tot een ambachtelijk vakmanschap. Al doende leerde Danny de kneepjes van het vak, met veel geduld en toewijding.
Hij was zelf gitaarspeler en startte zijn carrière als instrumentenbouwer met een ruil: lang geleden ruilde hij een tweesporenbandopnemer voor een kapotte gitaar van een vriend, die hij daarna naar beste vermogen herstelde. Al lachend vertelt hij hoe hij het ding onder een kast moest klemmen om de lijm te laten drogen.
Dankzij een herscholing als meubelmaker verwierf Danny de technieken van houtbewerking, zijn grote passie. Hij leerde er onder andere plannen lezen, verbindingen maken, vijlen en beitelen alsook met machines werken.
Daarna startte hij een opleiding aan het Centrum voor Muziekinstrumentenbouw (CMB) in Puurs, en leerde daar onder leiding van Lode Bouwens en Geert Vermeiren epinetten maken, waarna ook nog een mandoline, een folkgitaar en een viool volgden. Daar leerde hij bijvoorbeeld beitsen, hout plooien en politoeren en kreeg zicht op de benaderingen en technieken van een instrumentenbouwer.
Danny zijn hart lag bij de gitaar, maar er bleek al snel een overaanbod aan gitaren op de markt. In 1997 was hij dan ook op zoek naar een andere uitdaging, en die vond hij bij de draailier. Als folkmuzikant was hij wel al eens iemand tegengekomen die zo’n instrument had. “Ik had dat in mijn kop gestoken dat ik dat wilde bouwen”, zegt hij, en zo geschiedde. Toen was er echter nauwelijks expertise beschikbaar in België, wat het ontdekken en ontwikkelen van de technieken nog uitdagender maakte. Maar: “Je wordt ervan gebeten en willens nillens doe je dat dan.”
Dus trok Danny samen met Joris Buysse naar een festival in Frankrijk, Des Rencontres Internationales de Luthiers et Maîtres Sonneurs, specifiek gericht op de bourdon-instrumenten, doedelzak en draailier. Daar raakte hij aan een aantal plannen van Franse bouwers. “In Frankrijk is dat iets dat gebleven is. Er waren altijd mensen die dat blijven spelen zijn”, vertelt hij. Daarnaast ging hij met zijn woordenboek het Franse naslagwerk Découvrir la vielle van Michel Pignol te lijf, om met de info daarin aan de slag te kunnen. Wist je trouwens dat dit boek tot stand kwam in samenwerking met onder andere Pascal Cranga, de man die met zijn draailierententoonstelling van Frankrijk naar Bokrijk afzakte op onze draailierdag?
Al snel bleken een plan en wat afmetingen echter niet de enige vereisten voor het bouwen van een draailier. Op een plan vind je dan wel enkele aanzichten van het instrument, er staat niet bij hoe je tot dat resultaat moet komen, allesbehalve een handleiding van de IKEA dus. Danny begon te experimenten: “Als ik het niet weet, zoek ik zelf wel een oplossing”, vertelt hij, een mentaliteit die typerend is voor zijn aanpak. Daarnaast geeft hij graag zijn ogen de kost, want je kan “met je ogen ook veel pakken”.
Met zijn instrument ging hij daarna geregeld op bezoek bij Lief Verbeeck, momenteel lesgeefster bij Ward De Beer. Zij werkte dikwijls mee in het atelier van haar toenmalige man, instrumentenbouwer Joos Janssens, en speelde zelf draailier. Zij gaf nuttige tips en feedback over zijn instrument. “En zo maak je vordering.”
Hoeveel draailieren hij in zijn carrière al bouwde, heeft Danny niet bijgehouden, al herkent hij zijn instrumenten meteen: “Overlaatst was er hier nog iemand uit Frankrijk die voor een onderhoud kwam, om ze nog eens goed in orde te zetten. En als ik ze te zien kreeg, die draailier, was ik eigenlijk helemaal vergeten dat ik die van leven gemaakt had. Maar toen ik ze zag, wist ik het meteen.”
Een tijdsspanne plakken op het bouwproces van een draailier blijkt geen eenvoudige vraag. Net omdat het zo’n complex instrument is met veel verschillende onderdelen, leent het zich ertoe om niet te werken van a tot z, maar onderverdeeld in stukjes. Onderdelen worden vaak ook op voorhand gemaakt, zodat ze klaarliggen op het moment dat hij die nodig heeft. Zo kan hij twee dagen lang vlaggetjes voor de tangenten maken, die later van pas komen. Zo laat hij ook een doos vol chiens zien die klaarliggen voor gebruik, al wordt een chien daarna toch bijna altijd à la tête du client gemaakt.
Netwerk
Door observatie en samenwerking met ervaren muzikanten, zoals Iep Fourier en Lief Verbeeck, verfijnde Danny zijn technieken: “Als draailierspeler moet je ook een beetje bewust zijn dat je een instrument in handen hebt dat je niet gelijk een accordeon vastpakt en begint op te spelen. Je moet wel stemmen, afstellen van je watten, colofon enzoverder.”
Deze verbinding met de spelers is voor hem een essentieel onderdeel van zijn werk: “Veel muzikanten zijn door de jaren heen vrienden geworden”. Binnen de folkgemeenschap loopt hij geregeld spelers van zijn instrumenten tegen het lijf. Festivals voor folkmuziek zijn voor hem ideale plaatsen voor uitwisseling en feedback: “Als ik zie dat ze geïnteresseerd zijn, kan ik er uren over bezig zijn, zonder remmingen”. Ook op de folkstages van Gooik heb je veel kans om Danny tegen het lijf te lopen.
In zijn atelier zelf werkt hij graag in alle rust, want dat is voor hem net “het genoegen van de stiel”. Zijn atelier is volledig naar zijn hand gezet en dus de ideale plaats om aan niets anders te moeten denken en volledig op te gaan in het vakmanschap.
Danny wisselt graag kennis uit over zijn instrumenten op ambachtsmarkten en festivals, maar geeft toch ook liever niet al zijn geheimen prijs aan de concullega’s: “Sommige dingen zeg ik… en andere niet”. Een formeel netwerk van draailierbouwers is er dan ook niet, hoewel een telefoontje naar elkaar snel gebeurd is.
Ondertussen blijft hij ervaring opdoen, en dat is net wat hem aanspreekt in dit ambacht. Je kan blijven bouwen tot het moment dat het niet meer gaat, en tot die tijd blijf je kennis verzamelen en wordt dat gewaardeerd, in tegenstelling tot de reguliere arbeidsmarkt waarbij mensen aan hun pensioen worden afgeschreven: “Je bouwt ervaring op en dat is ook wat mij daar altijd in aangetrokken heeft: dit kan je voortdoen totdat je sterft… Totdat ik erbij neerval. Dat vind ik een goeie gedachte.”
Traditie en innovatie
Danny schuwt niet van een experiment: specifieke vragen zijn een extra uitdaging die hij met plezier aangaat.
“Dat vind ik eigenlijk één van de meest interessante aspecten aan de draailier. In de jaren zeventig is er een revival gekomen en dan waren er, vooral in Frankrijk eigenlijk, mensen die ermee bezig waren. Je kreeg nieuwe muzikanten die instapten, en niet meer enkel de oude traditionalisten die altijd verder op dezelfde instrumenten voortgingen. Die nieuwe muzikanten hadden specifieke vragen en zo ontwikkelde je mogelijkheden: in plaats van één ritmesnaar twee of drie ritmesnaren, of met meerdere melodie snaren, of met versterkingssystemen enzoverder. Ook de mechanieken om draailieren te stemmen zijn geëvolueerd. Vroeger was dat met een oude stempin, een ‘tourne à gauche’ noemden ze dat, en een blok dat je erop zet. Maar je blijft bezig om dat goed te krijgen… Nu heb je andere mechanieken, bijvoorbeeld met een wormwiel. En dus, van toen tot nu heeft de draailier een enorme evolutie doorgemaakt. Iedereen die begon te bouwen, zat mee in die vernieuwing eigenlijk.”
Elke bouwer zorgde/zorgt dus voor een vernieuwing in het proces want elke bouwer ontwikkelt zijn eigen technieken. In plaats van zich te richten op ‘loutere’ reproductie, benadrukt hij het belang van innovatie en een persoonlijke stijl. Danny gaat liever aan de slag met de hedendaagse technieken dan het nabouwen van instrumenten op exact dezelfde manier en met exact dezelfde materialen als vroeger, want ook toen gingen ze al mee met hun tijd en werd een instrument anders gebouwd dan een eeuw daarvoor. Neem hierbij het feit dat er binnen de draailierwereld niet één groot schoolvoorbeeld van ‘het perfect instrument’ bestaat (iets wat in de vioolwereld wel zo lijkt te zijn), waardoor vernieuwing mogelijk blijft.
Elke draailier die Danny bouwt, draagt zijn persoonlijke stempel. Hij staat bekend om zijn handgesneden kopjes en zorgvuldig gesculpteerde onderdelen, die elk instrument een eigen karakter geven. Dit is een vakmanschap dat hij met toewijding heeft ontwikkeld door jaren avondschool te volgen in beeldhouwen bij verschillende leerkrachten. De handgesneden kopjes waren één van de redenen waarom Danny met draailieren begon. De ontwerpen hiervoor haalt hij uit het dagelijkse leven. Hij haalt bijvoorbeeld inspiratie uit tijdschriften, of werkt naar gezichten toe van mensen die hij zag en bij hem een indruk nalieten. In zijn atelier wijst hij naar het negenstappenplan van Joris Vroye, één van de systemen om tot een mooi hoofdje te komen. Voor de niet realistische kopjes haalt Danny inspiratie uit dingen die andere mensen vaak niet opvallen: “Bijvoorbeeld in de kerk… Op minder belangrijke plekken mochten de sculpteurs of de houtbewerkers hun goesting doen. En dan zie je de gruwelijkste duvelkoppen in de kerk, als je er een oog voor hebt. Of buiten aan de kerk, aan die dakgoten.”
Het proces van ontwerpen en beeldhouwen is voor Danny dan ook “het plezier van dit ambacht”. Hij heeft altijd een aantal instrumenten in stock, maar de meeste zijn op vraag en stemt hij af op de wensen van de klant. Dit gaat van kopjes met speciale hoofden tot klankgaten in de vorm van libellen of katjes. In zijn atelier bewaart Danny alle klankgaten die hij al uitsneed bij zijn instrumenten, een bont allegaartje van figuren. Deze persoonlijke benadering en aandacht voor detail maken zijn instrumenten geliefd bij muzikanten.
Dit houtsnijwerk doet hij vaak ook op ambachtenmarkten, waar bezoekers hem aan het werk kunnen zien. Dergelijke markten zijn voor hem de ideale plaatsen voor uitwisseling en sensibilisering.
En de toekomst?
Danny ziet de toekomst van draailierbouw wel positief in, al is het een niche die altijd een beperkt publiek zal aantrekken. Hij benadrukt dat de toekomst van dit ambacht afhankelijk is van de vraag van muzikanten. “Als er genoeg mensen zijn die draailier willen spelen, dan zullen er bouwers blijven bouwen,” zegt hij. Zo kan je tegenwoordig ook al draailier leren spelen bij enkele muziekacademies, wat vroeger absoluut niet het geval was. Volgens hem kan je dan ook niet beter belanden dan in die folkwereld: “Die mensen van de folkwereld, dat zijn eigenlijk de vriendelijkste mensen die er zijn. En de meest correcte ook. Ze hebben respect voor het werk dat je doet. Ik vind dat zalig.”
Danny zelf doet dus nog even verder. Met zijn toewijding houdt hij de traditie achter het ambacht van draailierbouw levend, terwijl hij voortdurend nieuwe mogelijkheden onderzoekt. Zijn werk blijft doordrongen van creativiteit en innovatie, waarbij hij ambachtelijke technieken combineert met hedendaagse elementen. Zijn vakmanschap is een voorbeeld van hoe techniek, muziek en houtbewerking elkaar ontmoeten in elk instrument en wie weet wel een inspiratiebron voor nieuwe bouwers.