Lokalisatie van het Nederlandstalig muziekerfgoed
2018-2021
Op initiatief van de Taalunie stapte CEMPER mee in het project Lokalisatie van Nederlandstalig muzikaal erfgoed. Het doel was om publieke en privécollecties te bevragen over dit erfgoed.
De Taalunie stimuleert en ontwikkelt een beleid voor het Nederlands in landen waar Nederlands wordt gesproken en in de rest van de wereld. Vanuit die missie werd in 2018 een project geïnitieerd rond Nederlandstalig muziekerfgoed. Als Vlaamse partner werd CEMPER betrokken. En ook al lopen in beide landen de erfgoedinstellingen en het erfgoedbeleid niet helemaal parallel, de problematiek doet dat wel.
Wat is het probleem?
Een en ander ging aan het rollen toen enkele privéverzamelaars hun bezorgdheid uitten over hun collecties met Nederlandstalig muziekerfgoed. Is er wel waardering voor deze collecties? Weet men wel dat die uniek materiaal bevatten? Of dat die verzamelingen compleet zijn? Is er een plek waar die collecties naartoe kunnen? Is er sowieso interesse voor populaire muziek vanuit de erfgoedinstellingen?
De kwestie legt een bekende erfgoedparadox bloot: hoe populairder een cultuuruiting is, hoe minder goed die bewaard wordt, terwijl het zeldzame, het unieke vaak al bij aanvang met veel (erfgoed)zorg omringd wordt. Waardoor al wat zeldzaam is, veel voorkomt en al wat vaak voorkomt, zeldzaam wordt.
Wie heeft wat?
Vanuit deze bezorgdheden startte Taalunie met CEMPER een lokalisatieproject voor dit erfgoed.
De focus lag op Nederlandstalig muziekerfgoed van populaire muziek uit de periode 1955 – 1983, vastgelegd op geluidsdragers of op bladmuziek uit Nederland en Vlaanderen. De begindatum valt min of meer samen met de populariteit van het vinyl als geluidsdrager, met de komst van de rock-’n‑roll en met het ontstaan van de jongerencultuur. De einddatum valt samen met de opkomst van de cd.
Naar tal van verzamelaars en erfgoedinstelling werd een vragenlijst gestuurd over hun Nederlandstalig muziekerfgoed: Wat is de omvang van de collectie? Wat behelst ze precies? Is ze ontsloten of niet? Gedigitaliseerd? Zijn de auteursrechten en andere rechten bekend?
Vanuit die antwoorden werd een rapport opgesteld: Lokalisatie van Nederlandstalig muzikaal erfgoed.
De publicatie van dit rapport werd toegelicht met een webinar (zie video hieronder). Daarbij kwamen de medewerkers van Taalunie en CEMPER aan het woord samen met verzamelaars en onderzoekers:
- Jacques Klöters (voorzitter van de klankbordgroep van dit project) gaf een inleiding;
- Folkert de Vriend lichtte Taalunie als instelling toe en later de aanbevelingen die uit het rapport volgden;
- Ingmar Vroomen van Stadarchief Rotterdam (en lid van de projectgroep) lichtte de lokalisatie toe;
- Asley Van Cauter (CEMPER) gaf een samenvatting van de resultaten, de noden en de problematieken;
- Paula Quint (Nederlands Muziek Instituut) benadrukte het belang van standaardisatie;
- Vic van de Reijt benadrukte hoe belangrijk privécollecties van Nederlandstalig muziekerfgoed zijn;
- Geert Buelens schetste de mogelijkheden van populaire muziek bij academisch onderwijs en onderzoek.
- In de loop van het lokalisatieproject had een nieuwe partner zich aangesloten: Podiumkunst.net. Marjon van Schendel lichtte vanuit die organisatie toe welke dienstverlening zij als netwerkorganisatie in dit verband konden leveren.
Conclusies en aanbevelingen
Het belang van zowel de particuliere als de openbare muziekcollecties werd bij de bevraging bevestigd: ze bevatten zo niet uniek dan toch zeldzaam materiaal. Een indicatie hiervan is dat slechts een klein deel van deze muziek momenteel in goede kwaliteit terug te vinden is op streamingdiensten.
Een tweede vaststelling is dat er nog grote stappen te nemen zijn op vlak van ontsluiting en metadatering, bewaring, rechtenklaring, digitalisering. Opmerkelijk was dat die achterstand zich zowel bij de openbare als de privécollecties voordeed.
Voorts lijden deze collecties aan het ontbreken van een gecoördineerd muziekerfgoedbeleid zowel in Vlaanderen als in Nederland: te weinig overheidsinstelling hebben een expliciete zorgtaak toegewezen voor muziekerfgoed. Vele particuliere verzamelaars maken zich dan ook zorgen om wat er in de toekomst met hun zorgvuldig opgebouwde collectie zal gebeuren. Maar ook de situatie van de publieke collecties is vaak precair (denken we maar aan de lotgevallen van het Nederlands Muziek Instituut of aan de bladmuziekcollecties van de openbare omroepen in Vlaanderen en Nederland).
Toch kan deze muziek veel betekenen voor onderzoek en onderwijs. Een voorwaarde daarvoor is om de collecties (privé en publiek) zo goed mogelijk te betrekken bij wat de erfgoedsector te bieden heeft op het vlak van registratie, ontsluiting, ondersteuning, standaardisering, digitalisering en herbestemmen.
Vergeet me lied
In het verlengde van dit project organiseerde Allard Pierson, de Taalunie en Podiumkunst.net een symposium: Vergeet me lied – uitdagingen van het verzamelen van het Nederlandstalige lied. Ook hiervan verscheen een rapport.
Bij die gelegenheid werden de resultaten gebracht van het inventariseren van enkele privécollecties.
Over de problematiek werd een uitstekende documentaire gedraaid: Vergeet me lied (zie video hieronder). Verschillende verzamelaars komen er aan het woord, maar ook hedendaagse vertolkers die inspiratie halen uit de rijke Nederlandstalige liedjescultuur.
De uitdagingen in Vlaanderen
De grootste collectie met populaire muziek is Muziekarchief. Deze collectie werd eertijds door Muziekcentrum Vlaanderen, de VRT en IFPI-Belgium samengesteld. Het doel was een digitale catalogus samen te stellen met alle muziekuitgaven die er in Vlaanderen gemaakt zijn. Maar Muziekarchief is niet alleen digitaal: ze beheren ook een collectie van om en bij de 40.000 items. Die collectie werd in 2023 overgebracht naar de Muziekbibliotheek van het KASK & Conservatorium Gent.
In 2022 organiseerde CEMPER, Kunstenpunt en VI.BE een symposium over Muziekarchief en over de problematiek van de geluidsdragers in Vlaanderen.