Verslag CEMPER connect 2025
Op 19 oktober 2025 ontvingen we leden van toneel- en muziekverenigingen, en actoren uit de lokale erfgoedsector in BASS Cultuurhuis, de thuishaven van Koninklijke Harmonie Salvia Heers. We gingen met elkaar in gesprek over erfgoedzorg, onderzoek en het doorgeven van immaterieel erfgoed.
Snel naar ...
Sessie 1: Erfgoedzorg - van basis tot next level
De eerste sessie van de dag zoomde in op erfgoedzorg, van basis tot next level. CEMPER-medewerkers Birthe en Justine stelden theoretische richtlijnen en good practices voor omtrent thema’s als het in kaart brengen van je archief, doelen en acties bepalen, bijhouden en weggooien, ordenen en beschrijven, en duurzaam bewaren. Tussendoor was er ruimte voor interactie met de deelnemers. Die bestonden voornamelijk uit vertegenwoordigers van muziek- en theaterverenigingen en enkele actoren uit de lokale erfgoedsector. Zowel verenigingen met een lange geschiedenis (van meer dan 100 jaar) als jongere verenigingen (minder dan 10 jaar geleden opgericht) zaten rond de tafel. Sommigen stonden aan het begin van hun erfgoedzorgtraject, terwijl anderen al heel wat stappen hadden gezet. Duidelijk was dat alle deelnemers hun erfgoed naar waarde schatten en het niet op zolder wilden laten liggen, maar het actief wilden gebruiken om ermee uit te pakken en het door te geven aan volgende generaties.
We beëindigden onze theoretische uiteenzetting vroegtijdig om ook een idee te krijgen van de praktijk. Daarvoor namen we een blik achter de schermen bij Koninklijke Harmonie Salvia Heers, onze gastlocatie. Jean Robijns (verantwoordelijke externe relaties en materiaalmeester) had verschillende documenten uit het archief voor ons klaargelegd, waaronder enkele publicaties, voorbeelden van hoe het orkest personen op foto’s beschrijft en het goed verpakte vaandel. Jean benadrukte dat het voor K.H. Salvia belangrijk is om de geschiedenis actief vast te leggen. Zo verzamelt of creëert hij bewust documenten met extra informatie over belangrijke gebeurtenissen die nu plaatsvinden, zoals de bouw van hun nieuwe repetitieruimte. Daarnaast wil hij het erfgoed ook opnieuw activeren en gebruiken in de dagelijkse werking. Een voorbeeld hiervan zijn de kluchtliederen die hij terugvond in het archief en die opnieuw opgevoerd zullen worden in het kader van Erfgoeddag 2026.
Sessie 2: Onderzoek – van start tot output
Hoe begin je aan onderzoek naar de geschiedenis van je eigen amateurvereniging? Door goed te weten wat je wil bereiken en voor wie. Tijdens de workshop Onderzoek: van output naar start verkenden vertegenwoordigers van muziek- en toneelverenigingen dit aan de hand van vijf kernvragen.
Wat wil je te weten komen?
Veel verenigingen hebben een rijke geschiedenis, maar die is vaak slechts gedeeltelijk gekend. De oprichters zijn verdwenen, de archieven onvolledig, en wat overblijft, zijn mondelinge verhalen die soms meer mythe dan waarheid zijn.
Je hoeft heus geen boek te schrijven om hieraan iets te veranderen. Integendeel, een duidelijke focus of afbakening helpt om het onderzoek haalbaar én interessanter te maken. Je kan meer in de diepte gaan én je bent zeker dat het werk afgeraakt. Zo toonde gastheer Jean Robijns van KH Salvia Heers overzichtelijke brochures die hij publiceerde over de beginjaren van Salvia, over hun historische vaandel, en over tachtig jaar muziekonderwijs in Heers.
Het hoeft ook niet enkel over mijlpalen of bijzonderheden te gaan. Veel alledaagse gebruiken – zoals hoe nieuwe leden worden verwelkomd of verjaardagen worden gevierd – maken een waardevol deel uit van het immaterieel erfgoed en kunnen van vereniging tot vereniging verschillen.
Een andere reden om in het verleden te duiken, is de zoektocht naar nieuw repertoire. Westelfolk vzw zoekt en reconstrueert oude melodieën en instrumenten uit de volksbaroktraditie. Jean Robijns ontdekte een bundel kluchtliederen in het archief en wil daarmee aan de slag naar aanleiding van Erfgoeddag 2026 over HAHA Humor. Toneelvereniging Hateeka breekt dan weer met de eigen traditie en is eveneens op zoek naar komisch repertoire.
Voor wie doe je het?
Vertel je je verhaal voor de eigen leden, of wil je ook de bredere gemeenschap aanspreken? Een verhaal vol anekdotes werkt verbindend binnen de groep, maar spreekt buitenstaanders minder aan. Wie een groter publiek wil bereiken, legt beter de link met de bredere context.
Die context kan lokaal zijn: een geschiedenis over de verbindingen tussen spelers in de gemeente, bereikt sneller een ruimer publiek. Misschien kan je wel samenwerken bij het onderzoeken en schrijven? Als je je verhaal in overtuigende vorm kan brengen, kan het ook extra draagvlak creëren bij de lokale politiek.
Wil je je verhaal ook elders relevant maken, kan je op zoek gaan naar lokale antwoorden op Grote Vragen waar ook een lezer aan de andere kant van het land zich in herkent. Wat was/is de maatschappelijke betekenis van amateurkunsten? Waren ze verbindend of verdelend? Politiek of artistiek? Hielden ze het volk in de pas of werkten ze bevrijdend en emancipatorisch? Bleven ze lokaal, of gingen de beoefenaars op pad en genoten ze van (inter)nationale invloeden en repertoire? Meer inspiratie voor dergelijke onderzoeksvragen vind je in de publicatie Veel volk verwacht. Populaire muziekcultuur in Vlaams-Brabants sinds 1800.
Heb je daarmee ook de jeugd mee? Hoe kunnen zij zich in het verhaal herkennen? Ook computerspelletjes hebben een muziekgeschiedenis, opperde Jean. Of is een tekst niet aan hen besteed en moet je met instrumenten naar scholen trekken om het verleden in de praktijk tot leven te brengen, zoals Westelfolk?
In welke vorm vertel je je verhaal?
Een performance kan inderdaad de aanleiding, de promotie of het doel zijn van een onderzoek. De humor van oude revueliederen, de charme van volkse wijsjes of de muziek van lokale componisten beleef je best live. Je kan ook een nieuwe voorstelling maken die schaamteloos eigentijds maakt van oude elementen. Of een optocht met oude kostuums.
Maar er zijn daarnaast tal van mogelijkheden om die beleving te verdiepen met verhalen. Websites en social media bieden daarbij laagdrempeligheid, flexibiliteit en bereik, terwijl drukwerk meer tastbaarheid geeft. De boodschap: combineer vormen en kies wat past bij je publiek en doelstelling. Een website met interactieve tijdlijn, aangevuld met een tentoonstelling die zich door de bibliotheek slingert en een lokaal verspreid magazine met korte verhalen, interviews en beelden? Een boek of socialemediacampagne met 100 jaar harmonie in 100 objecten? Een repertoirelijst of fotoboek met grappige maar informatieve bijschriften?
Welke bronnen gebruik je – en welke creëer je zelf?
Mieke Strauven, de stadsarchivaris van Hasselt, toonde dat je je niet moet beperken tot wat je in het persoonlijke of het verenigingsarchief vindt. In lokale of stedelijke archieven vind je vergunningen, subsidiedossiers, foto’s of brieven. En niet te vergeten de rijke regionale pers, die je vaak digitaal kan doorzoeken. Toch blijven zolders, schuiven en persoonlijke collecties goudmijnen. Onderhoud dus je contacten en vraag veelvuldig rond! Meer tips over vindplaatsen van onderzoeksbronnen vind je in deze presentatie, in dit artikel en op de website van CEMPER.
Ook publicaties van voorgangers en uit diverse erfgoedprojecten kunnen inspirerend zijn – bijvoorbeeld de zoektocht naar bronnen over kermis- en carnavalscultuur in de regio Haspengouw. Daarvoor werden nieuwe bronnen over het verleden gecreëerd. Door middel van korte interviews of grondige ‘mondelinge geschiedenis’ kan je herinneringen capteren en transcriberen, eventueel met behulp van foto’s. Die herinneringen zijn wel onvermijdelijk gekleurd door latere ervaringen en emoties en vertellen soms meer over hoe een persoon zich in het heden verhoudt tot het verleden.
Nog slimmer is het dus om de tijd een stapje voor te zijn en vandaag al het erfgoed van morgen vast te leggen. Jean Robijns beschreef bijvoorbeeld de totstandkoming van het cultuurhuis BASS met repetitielokaal, muziekschool en bibliotheek in een brochure naar aanleiding van Erfgoeddag 2025 met thema ‘Thuis’. Een andere brochure spitst zich zelfs toe op de technische en logistieke aspecten van een concertreeks met Guido Belcanto – inclusief opstellings- en stapelplannen!
Maar het kan laagdrempeliger. Korte posts met een weetje, een foto, filmpje of kort interview kunnen een eigen dynamiek creëren op sociale media. Zo kan je verhalen verzamelen en mensen uitnodigen om hun herinneringen aan te vullen. Eén risico: als je ze niet goed bewaart in het digitale verenigingsarchief, ben je ze kwijt zodra het sociale mediaplatform wegvalt. Belangrijk is om ook om bij het archiveren contextinformatie toe te voegen – wie is het en wat gebeurt er – zodat latere generaties de beelden kunnen interpreteren en het verhaal kunnen hervertellen.
Rondetafelgesprek: Uitdagingen voor het doorgeven van muziek- en podiumerfgoed
In het rondetafelgesprek gingen we in op wat er nodig is voor het doorgeven van immaterieel erfgoed. Of het nu gaat om spelen in een harmonie, dansen op een folkbal of toneel spelen bij de lokale toneelvereniging — het gaat telkens om praktijken die wortelen in het verleden, maar enkel blijven bestaan als ze meegaan met de tijd en beoefend worden. Het gaat dus vooral over blijven doen: blijven spelen, dansen, repeteren, doorgeven en zichtbaar maken. De vraag aan de deelnemers was: wat heb je nodig om dat te kunnen blijven doen? We startten het gesprek met drie getuigenissen.
Lokale verankering: van vertrouwen tot ruimte
Jean Robijns (K.H. Salvia Heers) vertelde hoe de harmonie dankzij een sterke lokale verankering en een vertrouwensrelatie met het gemeentebestuur een nieuw repetitielokaal kon realiseren. Hun succesformule?
- Wederkerigheid: “De gemeente kan ook op ons rekenen. Als er iets te doen is, zijn wij erbij.”
- Inzicht in het lokale beleid: weten hoe gemeentelijke beslissingen tot stand komen helpt bij onderhandelingen.
- Vertrouwen opbouwen: wederzijds respect en aanwezigheid op elkaars activiteiten zorgen voor duurzame banden.
Het verhaal van Salvia Heers toont dat lokale overheden vaak wél willen meedenken, als verenigingen zelf initiatief tonen en duidelijk maken dat hun werking maatschappelijk relevant is.
Levende erfgoedgemeenschap
Luk Indesteege (Folk in Limburg, bal@herk) getuigde hoe een bloeiende folkdansgemeenschap ontstaat wanneer mensen zich samen eigenaar voelen van het erfgoed. Al 25 jaar organiseert hij met een ploeg geëngageerde vrijwilligers folkbals zonder structurele subsidies, gedragen door vrijwilligers en door iedereen die meedoet.
Het begon ooit klein: een vriend die folkmuziek studeerde in Scandinavië, een leegstaand atelier, een spontaan optreden. Mensen begonnen te dansen — en vroegen om meer. Van parochiezaal naar grotere zalen: 167 bals later blijkt het recept onveranderd krachtig. “Er zijn geen kostuums, geen podium en geen publiek. Iedereen komt om zelf muziek en dans te beleven. Dat is onze kracht.”
De gemeenschap vernieuwt zichzelf voortdurend. Jonge muzikanten brengen nieuwe composities, gebaseerd op traditie. Op de dansvloer staan alle generaties door elkaar. Sommigen ontmoetten daar een partner, komen jaren later terug mét kinderen — de dansvloer wordt zo ineens een soort minifamiliefeest en de overdracht tussen generaties gebeurt bijna vanzelf.
Vrijwilligers zijn de motor van dit verhaal. Taken worden spontaan opgenomen, nieuwe mensen sluiten steeds aan. De echte uitdagingen liggen niet in motivatie, maar in betaalbaarheid en continuïteit: muzikanten worden duurder, het publiek veranderde na corona. Toch blijft de erfgoedgemeenschap sterk, met voldoende financiële buffer en met steun zoals een betaalbare zaal van de stad Herk.
Verjonging en vernieuwing
Christel Menten (Toneelkring Hateeka, Heers) bracht een ander perspectief binnen: hoe je een vereniging heropbouwt vanaf nul. Toen het vorige bestuur stopte, nam een groep spelers uit de buurt het voortouw. Hun heropleving steunde op vier pijlers:
- Zichtbaarheid: van een heldere Facebookpagina tot affiches, van deelname aan lokale acties tot samenwerking met gemeentelijke communicatiekanalen.
- Verjonging: door auditiedagen te organiseren, jonge talenten aan te spreken uit groepen die stopten. Nieuwe spelers krijgen ruimte om mee te experimenteren en te testen wat werkt.
- Vernieuwing: kiezen voor luchtiger repertoire en comedy-elementen die een jonger publiek prikkelen.
- Verbinding en vrijwilligerskracht: teambuilding in de zomer, open leden- en bestuursvergaderingen, flexibele rollen voor wie tijdelijk minder kan spelen. Steeds opnieuw toetsen: wie ziet zichzelf waar volgend seizoen? Zo blijft iedereen betrokken en blijft de werking haalbaar.
De valkuilen zijn er: decorbouw die duurder uitvalt, spelers die onverwacht afhaken, of budget dat onder druk staat. Daarom wordt financieel realisme constant mee bewaakt. Maar de aanpak rendeert: de kring staat opnieuw stevig in de lokale gemeenschap, jonge spelers dienen zich spontaan aan en het publiek groeit mee met deze “versie 2.0” van de vereniging.
Na deze drie getuigenissen openden we het gesprek voor de andere deelnemers en verkenden we verder welke factoren een vereniging helpen overeind te blijven in veranderende omstandigheden, en welke net uitdagingen vormen.
Geld, ruimte en administratie: blijvende uitdagingen
De meeste deelnemers benoemden drie structurele problemen:
- Financiën: stijgende huurprijzen, dure materialen, wegvallende subsidies.
- Ruimtegebrek: beschermde of gedeelde gebouwen óf een algemeen gebrek aan ruimte beperken groei of maken het lastig om erfgoed te beoefenen en bewaren.
- Administratieve lasten: complexe subsidiedossiers ontmoedigen vrijwilligers.
Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, benadrukten verschillende deelnemers het belang van samenwerking: door krachten te bundelen, middelen te delen en gezamenlijke initiatieven te ontwikkelen, vergroten verenigingen hun veerkracht en zichtbaarheid.
Samenwerking loont
Westelfolk getuigde dat samenwerking de sleutel is tot overleven, zeker als middelen beperkt zijn. Door een samenwerkingsverbond, Folkwaard, op te richten met andere folkverenigingen in de Merode-regio, konden ze samen investeren in technische installaties en expertise delen. Ook de zichtbaarheid vergrootte: gezamenlijke communicatiekanalen en partners zoals Landschapspark De Merode zorgen voor een breder bereik.
Vanuit dit samenwerkingsverband vragen ze ook subsidie aan. Toch blijft de financiering een knelpunt. Waar vroeger provinciale werkingssubsidies bestonden, moeten verenigingen het vandaag vaak stellen met projectsubsidies. “Bij projectsubsidies moet je altijd iets nieuws, iets innovatief doen”, zei Luk Indesteege. “Maar voor je werking heb je net stabiliteit nodig.”
Inspirerende samenwerkingen
Ook elders zien we hoe samenwerking bijdraagt aan de duurzaamheid én zichtbaarheid van immaterieel erfgoed. Enkele voorbeelden kwamen tijdens het rondetafelgesprek naar voren:
- Verenigingen leren elkaar kennen op netwerkmomenten, zoals CEMPER-connect en zoeken elkaar op om samen te werken, dit verloopt organisch en spontaan.
- Het Limburgs Kamerorkest trok nieuw publiek aan door verenigingen korting te geven als ze in groep kwamen, mét inleiding.
- In de regio Haspengouw bracht het project Reprise (Erfgoed Haspengouw in samenwerking met CEMPER) verschillende verenigingen bij elkaar. Een blijvende impact is dat het lokale beleid op die manier overtuigd raakt van hun culturele waarde. Volgens Lieve Opsteyn (Erfgoed Haspengouw) heeft dit een blijvend effect: lokale besturen erkennen nu beter de culturele waarde van deze groepen en zetten sterker in op samenwerking rond cultuur en erfgoed.
- In Riemst, maar ook op andere plekken, delen muziekverenigingen steeds vaker muzikanten of organiseren ze gezamenlijke optredens. Dat versterkt niet alleen de continuïteit, maar ook de onderlinge solidariteit.
- In Mechelen zet Erfgoedcel Mechelen met U, Nu in op zichtbaarheid van amateurtoneel. Door toneelverenigingen te bundelen tot één grotere, herkenbare groep — met professionele ondersteuning van o.a. Lazarus en Arsenaal — wordt de sector veel zichtbaarder voor het beleid. Want culturele waarde wordt sneller erkend wanneer je als veld samen naar buiten treedt.
Zichtbaarheid en waardering
Zichtbaarheid blijft een sleutelwoord. Verenigingen die aanwezig zijn op dorpsfeesten, markten, bij elkaar en op gemeentelijke evenementen worden beter herkend én erkend. “Laat je gezicht zien”, zei Jan van K.H. Salvia Heers. “Als de gemeente jou ziet meedoen, beseffen ze ook jouw waarde.” Maar zichtbaarheid is niet enkel extern. Interne communicatie, betrokkenheid van leden en open overlegmomenten zorgen dat mensen zich verbonden blijven voelen.
Verschillende realiteiten
Een interessante rode draad in het gesprek was het verschil tussen een stedelijke context en landelijke gemeenten. Waar er in steden veel keuze is — soms té veel — moet elke vereniging strijden om zichtbaar te blijven tussen talloze initiatieven. In kleine dorpen daarentegen is de lokale verankering vaak sterker, maar dit brengt andere uitdagingen met zich mee.
In Riemst bijvoorbeeld zijn er meerdere muziek- en toneelverenigingen, sterk verbonden met de dorpskernen. Volgens Marie-Elise Smets (Broederband muziek Ozzy) heeft dat voordelen: het bestuur hoeft het gemeentebeleid nauwelijks te overtuigen van hun waarde — de schepen van cultuur staat zelf al klaar met een speech bij elk evenement. Maar die nabijheid en traditie brengen ook druk met zich mee: “Iedereen wil het tot het einde toe blijven dragen.” Tegelijkertijd worden materialen en repetitieruimtes steeds duurder. Overal vormen stijgende kosten en beperkte middelen een bedreiging voor het voortbestaan.
Naast het financiële aspect speelt ook de drempel voor nieuwe leden een rol in het voortbestaan van verenigingen. Sommige muziekverenigingen kiezen voor een ambitieus, bijna semiprofessioneel niveau — internationale concoursen en wereldtitels. Fantastisch voor wie die lat aankan, maar de instap wordt hoger: “Je kan als 60-jarige niet plots beginnen musiceren en hopen aan te sluiten”, zoals Marie-Elise het stelde. Andere verenigingen mikken dan weer bewust op laagdrempelig lokaal engagement. De vraag blijft: is er in één gemeente genoeg ruimte — tijd, publiek én middelen — voor élke ambitie?
Tijd, engagement en het zoeken naar evenwicht
Meerdere verenigingen botsen op de grenzen van wat vrijwilligers kunnen dragen. Activiteitenkalenders liggen vaak al jaren vast, waardoor vernieuwing moeilijk doorkomt. “Vraag je iets extra,” zei Christel Menten, “dan zijn het altijd dezelfde mensen die het opnemen.” Vooral jongeren hebben een goed gevulde agenda en haken sneller af als de belasting te groot wordt.
Daarom is het net zo belangrijk om ook mensen aan te spreken die wél tijd beginnen te krijgen: de leeftijdsgroep die net voor of aan het begin van hun pensioen staat. Zij kunnen een stabiele drager van de gemeenschap zijn — mits de drempel laag genoeg blijft.
Organisaties zoals Westelfolk tonen hoe toegankelijkheid kan worden ingebouwd: ze starten bij het instrument en laten het notenlezen meegroeien, zodat iedereen — ook beginners — kan instappen in de muziekpraktijk. Een rol voor koepels als VLAMO of OPENDOEK werd gesuggereerd: niet enkel om kwaliteit te promoten, maar ook om brede instroom te blijven ondersteunen.
Wat kan CEMPER betekenen?
Op het einde van het gesprek blikten deelnemers vooruit. Wat hebben verenigingen nodig van een organisatie als CEMPER?
- Praktische ondersteuning bij archivering, digitalisering en rechtenbeheer.
- Advies en begeleiding bij het schrijven van subsidiedossiers.
- Inspirerende praktijkvoorbeelden van andere verenigingen: wat werkt, wat niet, en waarom.
- Ruimte voor ontmoeting en uitwisseling, zoals dit rondetafelgesprek.
Tot slot: erfgoed maak je samen
Wat deze uitwisseling vooral duidelijk maakte, is dat er geen universeel recept bestaat. Elke vereniging zoekt haar eigen balans tussen traditie en vernieuwing, tussen lokale verankering en bredere samenwerking.
Toch zijn er duidelijke succesfactoren:
- Een goed netwerk
- Wederkerige relaties met lokale besturen
- Betrokken vrijwilligers
- Zichtbaarheid en samenwerking
- En een beetje durf om het anders te doen
Uiteindelijk draait het om mensen: vrijwilligers, spelers, muzikanten en bestuurders die samen durven, delen en doen — zo blijft erfgoed écht levend.
Ook interessant
“Ik kijk op een nieuwe manier naar onze boeken!” - Sigrid T’Hooft van het Orpheus Instituut over het VIBE-project
Son Jarocho en fandango in Brussel: Muzikaal erfgoed doorgeven
Van inventarisatie tot interviews ter verrijking van het archief: vijf extra pilootprojecten kunstenerfgoed binnen muziek en podiumkunsten | Oproep 2024